In Mechelen worden grote kaarsen uitgeblazen: Abattoir Fermé bestaat tien jaar. Voorstellingen worden hernomen, een boek gepubliceerd en goddeau interviewt huisorkest Kreng. Straf!
In 2005 viel er een bom in het Vlaamse theaterlandschap. Op het Theaterfestival speelde dat jaar een klein Mechels gezelschap dat al jaren in de subsidieloze marge werkte de voorstelling Galapagos. En met succes. Abattoir Fermé kon niet langer worden genegeerd. Het gezelschap eiste met haar unieke en vaak choquerende voorstellingen een plaats op tussen de groten van het theater. De volgende jaren ontwikkelde Abattoir Fermé haar unieke theatertaal verder in voorstellingen als De Chaostrilogie en Tourniquet. De sfeer van die voorstellingen werd in grote mate gekleurd door de donkere soundscapes van Kreng. Hoog tijd dus om Pepijn Caudron, de man achter het kreng, eens aan het woord te laten.
goddeau: Abattoir Fermé bestaat nu tien jaar. Hoe ben jij bij het gezelschap verzeild?
Caudron: "De eerste voorstelling die ik van Abattoir Fermé heb gezien, was Galapagos, toevallig een voorstelling die nu wordt hernomen. Vroeger werd die gespeeld door Nick Kaldunski, maar die is zakelijk leider geworden. Ze hadden dus een vervanger nodig en nu speel ik dat. Dat is toch wel tof, want de eerste keer dat ik die voorstelling zag, dacht ik: ’wauw, dit universum sluit zo goed aan bij mijn kleur!’ Ik ben dan gewoon naar Stef Lernous gestapt. Hij is eigenlijk de enige regisseur die ik ooit rechtstreeks heb aangesproken van ’we moeten echt samen eens iets doen’. En ondertussen zit ik hier al zes jaar.(lacht)."
goddeau: Heb je dan toen aan Stef iets laten horen van jezelf?
Caudron: "Ik was op dat moment bezig met een dansvoorstelling van Les Ballets du Grand Maghreb hier in Nona en Stef is daarnaar komen kijken. Ik vond zelf dat ik wel een heel goede score had gemaakt voor die voorstelling met een combinatie van wereldmuziek en veel strijkers. Maar ik had nog een muziekje nodig voor bij het binnenkomen van de mensen en dan mocht het echt een teringherrie zijn. Nadien vroeg ik aan Stef wat hij ervan vond. ’Die eerste vijf minuten vind ik heel goed, maar de rest is niks.’ Dus hebben we de eerste paar jaar op die vijf minuten zitten doorwerken. De laatste jaren is daar een verstilling bijgekomen. Het is allemaal meer uitgepuurd."
goddeau: Dus zoals de voorstellingen evolueren, evolueert het geluid mee.
Caudron: "Ja, allicht. Ik denk dat we wat ouder zijn geworden en dat die hele zware sturm und drang van de eerste jaren heeft plaatsgemaakt voor een grotere esthetisering. De typische dingen die je als twintiger heel hard voelt, zoals de drang om te choqueren, die zijn er allemaal een beetje aan het afgaan. Maar er komt iets heel moois voor in de plaats. Ik noem dat dan esthetiek. Terwijl het inhoudelijk nog altijd over hetzelfde gaat, is de vorm veranderd. Zowel in sound als in tekst als in beeld."
goddeau: Zijn dan de scherpe kantjes van Abattoir Fermé aan het afslijten?
Caudron: "Nee, ik denk dat die er nog altijd inzitten, maar iets minder in your face dan vroeger. Eigenlijk doen we nog altijd heel lelijke dingen, maar we maken die heel schoon."
goddeau: Hoe uit die verstilling zich op vlak van geluid?
Caudron: "Wat we nu aan het doen zijn met De Chaostrilogie, is stukken die we vijf, vier en drie jaar geleden gemaakt hebben remixen tot een nieuwe voorstelling. In Tinseltown zit een droom van een half uur. Daar zitten 1400 samples in. Dat is bam, bam, bam, het een na het ander. Terwijl we het drie jaar geleden, bij Tourniquet, hebben gedaan met zeven samples. En die voorstelling duurt anderhalf uur! Dus ik probeer meer te doen met minder, een soort uitpuring van datgene wat ik met mijn sound zou willen doen."
goddeau: Hoe ga je eigenlijk te werk bij zo’n voorstelling?
Caudron: "Stef komt altijd eerst bij mij. Dat duurt nooit lang, vijf minuten. Bijvoorbeeld voor Tourniquet zei hij: ’John Cassavetes, daar moet je aan denken. Down South. Het is heel warm. En jaren dertig.’ En dan laat hij mij een week of twee-drie gerust. In die weken moet ik eerst zoals een regisseur zijn cast samenstelt mijn bezetting maken. Ik vraag me dan af wat ik nodig heb. Bijvoorbeeld voor Indie had ik al snel het gevoel dat ik sci-fi-geluiden van de jaren 50-60 nodig had, B-films, exotica, pulp. Je stelt eigenlijk je palet samen: de kleuren die je gaat gebruiken. En dan begin ik met mijn research. Dat is gewoon luisteren en dat doe ik het liefst. Het meest muzikale dat ik kan doen, is naar muziek luisteren. Ik neem dan ook notities: ’dat is een interessante kleur, die staat daar, dat staat daar’ en daarna begin ik te samplen. Ik probeer dingen met elkaar te combineren, en als iets te obvious is, begin ik te processen en te bewerken: omdraaien, stretchen, effecten erop zetten. Liefst zonder te hard aan het eigen geluid van de sample te komen, want meestal is dat wel de reden waarom ik het gekozen heb."
"Na die drie weken laat ik dan meestal twee-drie uur materiaal horen. Stef kiest daar stukken uit en dan werkt hij zo’n vier weken met dat schetsmateriaal. De laatste twee weken ga ik monteren: de muziek volledig afstemmen op het beeld, de acteurs cues aanleren. In de voorstellingen waarin niet wordt gesproken, zijn de acteurs slaaf van de band. We proberen een fusie te ontwikkelen tussen theater en film, maar je kunt niet monteren op theater. Daarom proberen we heel hard om geluid en licht en acties samen te krijgen op sleutelpunten, zodat je toch het effect van een montage krijgt."
goddeau: Speel je zelf ook instrumenten?
Caudron: "Ja, ik speel laptop. Ik vind dat absoluut een instrument. Ik heb acht kanalen die ik live bedien. Met mijn linkerhand maak ik de mix, met mijn rechterhand voeg ik effecten toe — een reverb, een delay, of zo. Maar dat is instant composition. Ik kan uren improviseren. Voor mij is dat echt het bespelen van een instrument. En ik voel ook dat ik, zoals wanneer je al lang gitaar speelt, met de jaren beter word. Of wendbaarder. Je leert je materiaal kennen. Want het probleem is dat mijn instrument heel groot is: alle muziek die ooit is opgenomen, en dat is heel veel. Ik heb vroeger wel gedrumd, en ik zing ook. Maar de laptop beschouw ik echt als mijn hoofdinstrument."
"Al werk ik ook wel graag met andere muzikanten. Af en toe als ik iets zoek en ik vind het niet, dan nodig ik muzikanten uit. Dat levert altijd veel materiaal op. Je laat die twee uur spelen en dan heb je twee uur solo-opnames van één instrument. Dat knip ik dan opnieuw kapot en dat gaat dan in mijn sample-bak."
"Maar dan die hele rechtendiscussie… Ik vind: ’Once it’s out there, you’ve lost it’. Ik zie dat nu ook met mijn eigen plaat (L’Autopsie Phénoménale De Dieur – bh): als ik ze vijf minuten google, kan ik ze op twintig verschillende plekken downloaden. Ik vind dat goed, want dan verspreidt ze zich. En ik raad ook iedereen aan om volledig zijn goesting te doen met dat materiaal. Ik ga daar niet als een patriarch overhangen en zeggen: ’Don’t touch my stuff!’"
goddeau: Dus je zou er geen problemen mee hebben om een voorstelling te zien en dan plots te beseffen "hé, dat is mijn muziek"?
Caudron: "Als we dat niet zouden mogen doen, dan missen we heel veel. Wat ik probeer te doen met mijn muziek is een referentiekader aanspreken bij een luisteraar of een kijker. Als ik een oude bluesgitaar uit de jaren 30 sample, dan zit je meteen Down South en het is warm en je ziet een verdrukte bevolking en slavernij en rebellie. Het roept een heel aantal associaties op. Als ik een klavecimbel sample, dan is dat iets heel anders. Daar komen twintig andere associaties bij. Als ik die bluesgitaar met die klavecimbel combineer, dan heb ik een verhaal. Dan heb je ineens heel veel."
goddeau: En soms ga je dan ook als DJ aan de slag.
Caudron: "Ja, maar dat is iets heel anders. Wat eigen is aan Kreng is die donkerte. Kreng ligt meestal zwaar op de maag, is moeilijk te verteren. Maar als ik ga DJ-en dan vormt dat een soort tegengewicht. Dat is meestal oude rhythm and blues, boogie woogie, rock-’n-roll of mambo. Heel licht en vrolijk, en heel dansbaar. Het moet vooral sexy zijn. Muziek voor de kont."
goddeau: De muziek van Kreng is minder dansbaar?
Caudron: "Sommige stukken wel hoor. Ik heb heel donkere mambo’s gemaakt. Maar op feestjes marcheert dat dan toch niet zo goed. Ik kan er zelf wel op dansen, maar dat wil je niet zien."
goddeau: Vanwaar komt de naam Kreng eigenlijk?
Caudron: In het begin waren al mijn titels woorden van vijf letters. Ik vond dat plezant wanneer die onder elkaar stonden. Kreng vond ik fonetisch een heel tof woord. Het betekent enerzijds een lastig wijf, maar anderzijds is het ook een kadaver. Of je kan het ook zien als een metafoor voor mijn platenkast, die ik eigenlijk als een soort instrument beschouw. Die kast staat daar, maar zolang er niets mee gebeurt, is het een dood beest."
goddeau: Is er een verschil in manier van werken voor Abattoir Fermé of voor een ander gezelschap?
Caudron: "Dat is heel anders. Ik zit op een heel goede lijn met deze mannen. Die zes jaar van samenwerken, hebben ook een enorme snelheid van denken opgeleverd. Ik heb niet veel woorden meer nodig met Stef. Tegelijkertijd creëert dat een grote artistieke vrijheid. Ik kan nergens zo hard mijn eigen ei kwijt als hier. Als ik scores beluister voor andere voorstellingen die ik gedaan heb, dan hoor ik daar altijd het compromis in. Dat is heel raar. Een andere regisseur vraagt dan Kreng, en ik zie Kreng echt als een kleur. Maar als het stuk dan een happy end heeft, willen ze een vrolijk muziekje op het eind. Maar ik kan dat niet schrijven, een vrolijk muziekje. Ik zou echt niet weten hoe dat moet. Ik heb heel veel platen, maar er zitten erg weinig vrolijke muziekjes in."
"Plus ook, Abattoir maakt veel voorstellingen waarin niet gesproken wordt, wat voor een componist eigenlijk een godsgeschenk is. Je mag anderhalf uur je bak opentrekken en wordt samen met het beeld een volwaardige component van het narratief. Je wordt tekst als muziek. Terwijl als je ergens een Shakespeare moet gaan doen, dan moet je zoveel ruimte laten voor die tekst dat je eigenlijk niet genoeg fundament krijgt om een muzikale dramaturgie daaronder te schuiven."
"In film is dat anders, want daar kunnen ze de balansen beter afregelen. Daar kan je als componist wel je verhaal vertellen. Als ik zie wat een Bernard Herrmann deed bij Hitchcock, dat is gewoon waanzinnig. Wat voor een evenwaardige narratieve component muziek wordt naast tekst. In theater heb ik dat eigenlijk nog niet gezien. Heel weinig regisseurs kunnen het format van het theater openbreken. Ze zien het nog altijd als tekst op scène met daartussen montagemomenten voor decorwissels. En daar krijg ik het eigenlijk al van op mijn zenuwen. Daar word ik echt niet goed van."
goddeau: Het wordt dan te veel een muziekje bij een plaatje.
Caudron: "Om een dood moment op te vullen."
goddeau: Terwijl jij bij Abattoir Fermé via het geluid ook een acteur bent in de voorstelling.
Caudron: "Ja, al is De Chaostrilogie wel iets anders. Maar in de stille stukken van Abattoir Fermé is dat heel plezant om te doen. Daarom heb ik ook beslist om, tenzij er iets ongelofelijks strafs aan mijn deur komt bellen, buiten Abattoir geen podiumkunsten meer te doen met Kreng. Ik ga wel nog soloplaten uitbrengen, die misschien ook losstaan van mijn werk voor theater en ik ga films doen, maar podiumkunsten… Misschien dans, omdat je daar wel nog een vertellersrol krijgt. Maar ik zit hier goed bij Abattoir, ik zit hier goed. Nog tien jaar!"
Naar aanleiding van tien jaar Abattoir Fermé verschijnt het boek Anatomie — 10 jaar slachten en worden de voorstellingen Galapagos en De Chaostrilogie hernomen. Voor data, zie de speellijst op de website.