Aan de filmredactie van Enola werd gevraagd elk vijf films te selecteren waarvan ze vinden dat eenieder die een hart voor film heeft ze zou moeten gezien hebben. Vorm en aanpak waren volledig vrij, zolang onze recensenten maar tevoorschijn kwamen met een lijstje van vijf onmisbare titels, die ze met veel passie en kennis van zaken wilden verdedigen. U krijgt dus eigenzinnige lijsten, elk met een eigen benadering, maar met één verbindende factor :een absolute liefde voor het filmmedium.
The Empire Strikes Back – Star Wars Episode V (Irvin Kershner, 124′, 1980)
De meest epische en donkerste.
Star Wars Episode IV: A New Hope had het landschap van het science fiction genre, een kleine tien jaar na 2001: A Space Oddyssey, een zoveelste keer hertekend. Niet alleen waren de special effects en de actiescènes grensverleggend, het larger than life universum dat George Lucas creëerde met dit ultieme Goed vs. Kwaad epos sprak tot ieders verbeelding. Maar waar A New Hope nog grotendeels een sprankelende avonturenfilm, was, ontpopte The Empire Strikes Back zich als de film die het Star Wars universum zijn gravitas meegaf. Reken daarbij de soundtrack van John Williams, met o.a. die onuitwisbare Imperial March, en George Lucas die in een vlaag van wijsheid de regisseursstoel overliet aan collega Irvin Kershner en alle stukjes van deze film bleken op hun plek te vallen.
De titel van de film laat zich al snel verklaren: de uitzinnige euforie waar A New Hope mee afsloot krijgt meteen een flinke knauw wanneer de rebellen – ondertussen niet veel meer dan een beperkte groep verzetsstrijders – op de onherbergzame planeet Hott aangevallen worden door The Empire, meteen één van de meest spectaculaire actiescènes die we ooit op het witte doek hebben gezien (en ooit zullen zien?). En alhoewel Han Solo (Harisson Ford) en de androïden C3PO (Antony Daniëls) en R2D2 (Kenny Baker) nog hun uiterste best doen om af en toe de boel op te beuren, valt niet te ontkennen dat The Empire Strikes Back een ontzettend donker huzarenstukje is: Han Solo wordt achtereen volgens gevangen genomen en ingevroren, C3PO verliest het gros van zijn ledematen en Luke Skywalker (Mark hamill) wordt één van de meest complexe psychologische ethische drama’s voorgelegd uit de geschiedenis van de cinema. Want ook al is er vrijwel niemand die ondertussen níet weet dat Darth Vader (James Earl Jones) de vader is van Luke Skywalker, destijds kwam die plottwist als een mokerslag binnen. “No, I am your father!” is en blijft één van de meest geniale vadercomplexen ooit.
The Elephant Man (David Lynch, 124′, 1980)
De meest oprechte en tedere
The Elephant Man is misschien wel één van de meest opvallende films uit het repertoire van David Lynch, raar genoeg net omdat de prent inzake vertelstructuur – naar Lynch maatstaven althans – behoorlijk conventioneel is. Al gaat het verhaal dan wel over een niet erg conventioneel hoofdpersonage – het blijft immers wel Lynch – is deze prent, vergeleken met titels als Eraserhead, Mulholland Drive of Inland Empire, haast een crowdpleaser te noemen.
De film draait rond John Merrick (John Hurt), de Olifantenman, die onder de vleugels belandt van dokter Frederick Treves (Anthony Hopkins) die aanvankelijk voornamelijk interesse heeft in John als studieobject, maar gaandeweg steeds dichter naar hem toegroeit. The Elephant Man is geenszins een complexe film, noch bevat hij ingenieuze plot twists, maar wat is het een prachtig eerlijke film. Het is opmerkelijk hoe The Elephant Man op zo’n schijnbaar eenvoudige manier een aantal primaire emoties zo goed weet te vatten. De prent slaagt erin zijn publiek volledig te binden aan het hoofdpersonage en raar genoeg gebeurt dat met een beeldvorming die doorgaans als knullig en geforceerd wordt beschouwd: trage close-ups, personages die met z’n tweeën in de richting van de camera spreken, een traan die ostentatief over een wang naar beneden kruipt… Het zijn technieken die je eerder verwacht in een soap, maar Lynch slaagt er bizar genoeg steeds weer in om net met die verguisde technieken zijn verhaal exact te vertellen hoe hij het wil en de kijker helemaal in te pakken. Vergeet immers niet dat de Twin Peaks serie, voor velen één van Lynch’ grootste meesterwerken, eigenlijk niet meer is dan een erg bizarre (en uitstekende) soap.
Wat zo ontroerend is aan The Elephant Man, is dat de meest menselijke van alle personages, net degene is die door de buitenwereld als onmens wordt beschouwd: let op hoe John Merrick te allen tijde zo gracieus mogelijk tracht te spreken of hoe hij nog even zijn das rechttrekt voor hij zijn gasten ontmoet. John Merrick is één van de weinigen onder ons die zonder meer durft te zeggen hoe aangenaam en belangrijk het is dat mensen aardig en goed zijn voor elkaar. En eerlijk, wat zou de wereld er vandaag mooier uitzien als iedereen wat meer naar John had geluisterd. John zelf wil niets meer dan een leven leiden als alle anderen (“I am NOT an elephant. I am a man!”): Zoals iedereen kunnen eten, met vrienden hangen, naar de opera gaan en ten slotte… slapen.
Alien – The Eight Passenger (Ridley Scott, 117′, 1979)
De huiveringwekkendste.
Waar die andere science fiction film uit deze lijst (Star Wars Episode V, zie hoger) nog het ultieme ruimte-epos was over de strijd tussen het Goede en het Kwade, is Alien de ultieme overlevingsfilm. Zonder dat we te maken krijgen met al te veel ballast in de vorm van backstory over waar die aliens vandaan komen, zoals helaas het geval was in de prequels en de sequels, gaat het in Alien gewoon over de overlevingsstrijd tussen Mens en Parasiet, niets meer en niets minder. En wat een strijd is het geworden.
Ettelijke lichtjaren verwijderd van de aarde, zitten we opgesloten in het ruimteschip de Nostromo in een film die, afgezien van enkele lang vervlogen kapsels, op geen enkel moment gedateerd aanvoelt, ondanks het feit dat de prent ondertussen 40 kaarsjes mocht uitblazen. Zowel de establishing shots van het schip als interieur en decors, zijn nog steeds adembenemend. Aanvankelijk is het nog gezellig keuvelen met de bemanning over de meest banale thema’s – de grootste bezorgdheid bestaat uit het al dan niet ontvangen van een bonus – maar zodra Kane (John Hurt) daar op dat bed ligt te zweten met die weerzinwekkende facehugger op zijn hoofd, voel je het bloed in je aderen behoorlijk snel bevriezen. Alien ontpopt zich dan tot één van de meest zenuwslopende horrorfilms aller tijden. Eén van de meest iconische scènes uit het genre moet zonder meer de alomgekende ‘chest burst’ scène zijn, wanneer de Alien herboren wordt uit de borstkas van Kane. De eerste keer dat je die scène ondergaat, vergeet je namelijk niet licht. Vanaf dat moment dirigeert Ridley Scott ons door één van de meest beklemmende tweede helften van een film die we ooit hebben meegemaakt. Gelukkig is er de uitstekende Sigourney Weaver die gestalte geeft aan Ripley, nog steeds haar meest iconische rol, en steeds met haar ijzig kalme stem, haar doordachte en krachtdadige aanpak erin slaagt de stresslevels nét niet te laten ontploffen.
Das Boot (Wolfgang Petersen, 129′, 1981)
De bloedstollendste.
Ruim drie uur opgesloten zitten in een onderzeeër met soldaten uit Nazi Duitsland. Klinkt niet meteen als de meest overtuigende pitch, maar laat u hieronder toch even overtuigen van het tegendeel.
Recent nog mocht Matthias Schoenaerts opdraven in Vinterbergs Kursk over de ramp met de gelijknamige onderzeeër uit 2000: wat een afgelikte, zielloze prent was dat. Niets van dat in Das Boot. Deze duikbootthriller zuigt je mee naar ongekende dieptes (letterlijk, niet figuurlijk) in die zo claustrofobisch aandoende boot: je ruikt bijna het zweet van de op elkaar gepakte bemanning. Tijdens de shots waarin je de bemanningsleden volgt wanneer ze doorheen de lengte van het schip razen, voel je je hoofd bijna stoten tegen de beddenbakken, het opgehangen proviand of de slapende matrozen op de grond. De sterkte van Das Boot is dan ook voornamelijk hoe goed hij erin slaagt de fysieke gewaarwording van het maandenlange leven in die onderzeese gevangenis weer te geven. Je dwaalt mee af in de waanzin van het verblijf in wat eigenlijk niet meer is dan een grote blikken doos. Je voelt je quasi mee zweten met de bemanning die angstvallig de dieptemeter in de gaten houdt, terwijl een torpedojager boven hun hoofd passeert. En elke keer dat er “alarm !” doorheen de schuit schalt en het anders zo saaie leven in de boot prompt verandert in een slagveld, schiet je prompt recht. Die fysieke betrokkenheid bewerkstelligt Das Boot niet alleen via die claustrofobische beeldvorming met ontzettend veel oog voor detail, maar vooral ook door het geluid: Na dagenlang alleen op zee, meeluisteren naar het signaal van een vijandige schip of het gekraak horen van de onderzeeër die het dreigt te begeven onder de waterdruk, terwijl iedereen zijn adem inhoudt, levensechter wordt het niet. Het is dan ook een uitdaging om met deze ontzettend jonge bemanning (“trek pas foto’s op de terugtocht, dan hebben ze ’n baard” zegt de kapitein nog) dit avontuur van bijna 3 uur aan te gaan.
Anders dan in veel gelijkaardige oorlogsfilms, kijken we hier ook niet naar nazi’s maar naar mensen. Aangezien we nooit een vijand zien en de jongens gewoon in hun wollen truien gekleed lopen (i.p.v. van die strakke Duitse uniformen), wordt nooit de aandacht gevestigd op de vraag aan wiens kant we eigenlijk staan. Er wordt geen enkel oordeel geveld over Goeien of Slechten, er wordt enkel duidelijk gemaakt: Oorlog is de Hel. Wanneer deze bemanning – SPOILERALARM – dan na hun onwaarschijnlijke omzwervingen hun eindbestemming bereikt en we plots iemand een laatste keer “alarm” horen slaken, wordt er misschien wel één van de zwartgalligste filmeindes aller tijden gebreid aan dit verhaal.
Back To the Future (Robert Zemeckis, 116′, 1985)
De leukste.
De DeLorean! De Flux Capacitor ! De skateboardende Marty McFly! Er is weinig dat onze ogen zo doet fonkelen als Back To The Future. Vanaf het moment dat je het geelrode logo op het scherm ziet passeren weet je dat de pret kan beginnen. Het hoeft immers niet altijd zenuwslopend en duister te zijn (zie hierboven o.a. Alien en Das Boot) om topcinema te kunnen leveren. Soms volstaat het om voor een scherm te kunnen gaan zitten en met brede glimlach te genieten van opening tot eind credits. En dat is exáct wat Back To The Future je op een bordje aanbiedt..
Het begint met die bizarre combinatie van de hippe tiener – welja, jaren ’80 hip althans – Marty McFly (Michael J. Fox) en de krankzinnige wetenschapper Dr. Emmett Brown, wat is het heerlijk om dat duo te zien samenwerken. Back To The Future slaagt er ook ontzettend goed in om het vervelende uitleggerige van een film die (pseudo-)wetenschappelijke uitleg vereist, in te ruilen voor één en al plezier: plaats die enthousiaste uitleg in de mond van Dr. Emmett Brown en laat zijn hysterische enthousiasme lekker op je afstralen.
Je kan niet ontkennen dat een heel aantal zaken in Back To The Future behoorlijk gepasseerd zijn. Zo zijn er behoorlijk wat al te letterlijke, vette knipogen naar de kijker en komen sommige plotverwikkelingen wel net iets té goed uit voor de scenaristen. Je zou je dan ook – moest je van slechte wil zijn – een heel aantal vragen kunnen gaan stellen bij een aantal gekunstelde verhaallijnen, maar wie heeft er in godsnaam zin om van slechte wil te zijn tijdens deze rit?? Laat dat Back To The Future deuntje stevig door de boxen schallen en geniet.