De man van UNKLE is terug. Met Rōnin I brengt James Lavelle een mixtape uit met nieuw werk, aangevuld met remixen. Het resultaat is niet over de gehele lijn geslaagd, maar de hoogtepunten stemmen dan weer hoopvol voor de toekomst.
UNKLE zal voor eeuwig en een dag kunnen teren op debuutplaat Psyence Fiction, die medaille die even fel fonkelt als dat ze zwaar doorweegt als een molensteen rond de nek. Het concept van dat album was piekfijn uitgewerkt: frenetieke breakbeats ondersteund door dystopische visuals en gastvocals van larger than life aliens – zoals Richard Ashcroft, Mike D en Thom Yorke. Dat alles kwam uit de koker van James Lavelle, platenbaas van Mo’Wax en evenveel creatieve dromer als irritante doordrammer. Weliswaar maakte hij niet zelf de muziek, maar combineerde doortastendheid met het talent om de juiste persoon op de juiste plaats te krijgen. Toen onder invloed van Lavelles druggebruik het project implodeerde en muzikale motor DJ Shadow het ruimteschip verliet, bleken de schouders van Lavelle te broos om het gewicht van de muziek te dragen, en bezweken ze onder de druk. Gevolg is een hele resem van albums die door hun overdreven gravitas vooral dodelijk doordeweeks waren.
Desondanks hebben de groten der aarde (Nick Cave, Josh Homme et les autres) steeds ten dienste willen staan van Lavelle. Dat maakt deze laatste ofwel de meest charmante charlatan in de business, of toch op z’n minst een man wiens capaciteiten nog zachtjes opgloeien onder zijn getroebleerde uiterlijk. Op Rōnin I tekenen lui als The Big Pink of Dhani Harrison voor de gastvocals. Maar waar zulke featurings vuurwerk doen verhopen, lopen ze vooral uit op sissende vuurwerkstokjes. “Ghost From the Other Side” (met Tom Smith in bombastische Editor-modus) gaat ten onder aan atmosferische effecten, en heeft veel te zeggen zonder echt iets te vertellen. Jammer, want met “Singing Man” van Magnus had zijn stem al bewezen zich uitstekend tot een elektrobehandeling te lenen.
Michael Kiwanuka slaagt er ook niet in om “On My Knees” van onder de radar te halen. Het verschilt gewoon niet zo gek veel van een nummer van Kiwanuka zelf en UNKLE op z’n best is méér dan zomaar een backinggroep. “Days and Nights” hadden we opgegeven, tot de song zich in de tweede helft herpakt als had de rector hem vermanend toegesproken. Nét met de hakken over de sloot, maar al bij al behoorlijk flauwe briel. Plus est en vous, UNKLE.
Tot daar het slechte nieuws.
Want UNKLE is natuurlijk op zijn best wanneer ze unheimlich en gevaarlijk klinken. Het goede nieuws is dat de nummers waarop ze van eigen kracht uitgaan die magie laten oplichten. “Ar.Mour (Rōnin Dub)” is alles waarom we verliefd zijn op UNKLE: een goeie titel en omineuze atmosfeer, verpakt in ouderwetse nineties breakbeats. Dit is voer voor wie z’n trip hop graag krokant gebakken door de kiezen maalt. Het is dreigend, het is angstaanjagend genoeg om weke lichaamsdelen te doen samentrekken, het is UNKLE op zijn best. Het hoogtepunt van de mixtape ligt middenin, met een tweeluik van nieuwe singles om duimen en vingers bij af te likken: “If We Don’t Make It (Rōnin Throwdown)” is house uit de school van de French touch, compleet met discovibe, strijkers en samples. “Do Yourself Some Good (Rōnin Throwdown)” volgt hetzelfde recept: soulsamples, koebellen en drumpatronen worden laagje voor laagje uitgesmeerd op een zwoel heupwiegende bas tot een perfect uitgebalanceerde club sandwich. In een vlaag van samenhangend redeneren zou dit door deelnemers aan Temptation Island bestempeld kunnen worden als zéér geschikt om lekker op te levellen, maar dat is deze topsong oneer aandoen.
Dat alles maakt van Rōnin I een half geslaagd album, en dat is meer dan wat we de laatste keren van UNKLE kregen. Lavelle was altijd al een soort Rōnin, een samoerai die meester noch gebod gehoorzaamt, maar waar dat vroeger dreigde uit te lopen op artistieke seppuku, lijkt het momentum sinds zijn rehabilitatie (check de documentaire The Man From Mo’Wax) ten goede gekeerd en op dit album – pardon: mixtape – slaagt hij erin om de eer aan zichzelf te houden.