Een Black Flower drijft af van zijn Ethiojazzvijver en komt terecht in de grijze grootstad waar old school hiphop het immer aanwezige achtergrondruis belichaamt. En zoals Darwin het reeds voorspelde: onze inktzwarte bloem kan hierin enkel overleven door zich naadloos aan te passen. Hetgeen Beach Boy Schumann dan ook doet in zijn eerste gelijknamige EP. Vermommen, aanpassen en overleven.
Beach Boy Schumann. Het is tegenwoordig blijkbaar een rage om een groepsnaam te kiezen bestaande uit zaken die samengaan zoals rode kool met slagroom, of pizza met stukjes ananas – toch als je een Italiaan bent. Romeo Elvis of JPEGMAFIA zijn nog zo van die boosdoeners. Sommigen gebruiken zelfs gewoon een random ‘word generator’ om hun groepsnaam te kiezen. Of dacht je dat er een vernuftige uitleg schuilging achter Childish Gambino? Alles is fake in showbizz, en dus ook artiestennamen. Nu goed, genoeg geklaagd als ‘grumpy old men’. Gaan we het hier eigenlijk nog over muziek hebben? Rood aangelopen met vervaarlijk kloppende ader op het voorhoofd drukken we de afspeelknop van onze stereo dan toch in.
Niet dat we niet benieuwd waren. Het gaat hier namelijk om het hiphopproject van Karel Cuelenaere, toetsenist bij onder andere Black Flower. Hiphop meets Ethiojazz? Na de groepsnaam – neen, we gaan die hier niet nog eens herhalen – wederom een gewaagde combinatie die op tafel gesmeten wordt. Al blijkt vanaf de opener “Berlin Hystery”, met rhymes van Roach, dat Cuelenaere toch voornamelijk die hiphopkaart trekt. We horen lome old school beats die ons om het lijf hangen als baggy jeans. Sloffend, maar tegelijk cool: een beetje zoals de zonnehoedjes van de grootheden in het genre zoals De La Soul of A Tribe Called Quest.
En zo gaat het vlotjes over in “The Yawn Of A New Age”, een instrumental die toekomt op een bibberend orgelriedeltje. Muziek en titel zeggen genoeg; geen extra tekst nodig. Een toffe sample en dito woordspeling, maar het nummer is ook zo weer weg. Dan horen we in “Been There, Tried That” plots wat tribale gezangen en percussie die toch even hunkeren richting de oeroude bron van de vertrouwde Ethiojazz. Kleine details die het sample-achtige nummer wat meer cachet geven.
Nummer vier en we zijn weer wat communicatiever. In “Politix” voert Ookami het woord over een wat meer jazzy sampletje. Zijn warme stem doet het geheel al meer richting de r&b en soul van D’Angelo of Common gaan. En dan krijgen we als toetje nog eens Roach over de vloer in een meer huppelend “Beats My Schumann”. Vrolijk met strakke rhymes, we zullen nogmaals De La Soul moeten bovenhalen. Excuseer. Muzikaal klinkt het nummer ook meer uitgewerkt. Er zit meer variatie in, onder andere door de zweverige break en de keyboardsolo.
Zoals je misschien al kan opmaken uit de laatste twee paragrafen zijn we wat gekalmeerd na onze nodeloze driftigheid uit de aanhef. Een EP met aangename beats en leuke ideeën op muzikaal en verbaal vlak. Geen aardverschuivende cross-over van de verschillende stijlen uit Cuelenaeres voorgaande muzikale projecten, maar wel het bewijs dat de man ook uit het hiphopvaatje kan tappen. Al mochten sommige stukjes misschien toch wat meer om het lijf hebben om echt te blijven hangen. Misschien toch een toefje slagroom op die rode kool?