In maart wijdt De Cinema in Antwerpen een reeks matineevoorstellingen aan het werk van cineaste Dorothy Arzner. Een van haar beste films is te zien op 14 en 17 maart.
Dorothy Arzner was zeker niet de enige vrouw die werkzaam was in het Amerikaanse studiosysteem van de jaren negentientwintig en -dertig (scripts, productie en vele andere posten werden ingevuld door vrouwen), maar ze was wel de enige die erin slaagde om na de overschakeling naar de geluidsfilm een langlopende en grote carrière uit te bouwen als regisseur. In de loop der jaren werkte ze met vele latere grootheden zoals Katherine Hepburn en Rosalind Russell, en wist ze een indrukwekkend oeuvre bijeen te filmen.
Merrily We Go To Hell is een absoluut eerbetoon aan haar kunnen als cineast en bovendien een opvallend open en eerlijk portret van een falend huwelijk. Aangezien de film gedraaid werd een tweetal jaar voordat de zogenaamde ‘production code’ echt afgedwongen werd, konden onderwerpen als verslaving en echtelijke ontrouw nog meer openlijk behandeld worden, waardoor de film ver uitstijgt boven de gebruikelijke conventies van het melodrama en dit een bijzonder bittere kijk wordt op een oprechte liefde die langzaam kapot gaat.
Wanneer journalist Jerry Corbett (Fredric March) Joan (Sylvia Sidney) voor het eerst ontmoet, is hij stomdronken, maar zijn fascinatie voor haar is zo groot dat hij zijn levensstijl met vallen en opstaan weet te veranderen en uiteindelijk met haar trouwt. Zij steunt hem en laat hem openbloeien, waarna hij eindelijk een van zijn toneelstukken geproduceerd krijgt. Op dat moment ontmoet hij een oude vlam en gaan de dingen opnieuw bergafwaarts. Arzner zet die langzame aftakeling in beeld met een ongelooflijk gevoel voor kleine en subtiele elementen: de hand van Sidney die de volumeknop van de radio steeds hoger draait om de pijnlijke stilte te verbergen, de compulsieve manier ook waarop ze haar sigaretten neemt of een knap gebruik van een spiegel op een cruciaal moment in het drama.
March is zeer goed als de zwakke protagonist, maar het is Sidney die het laken naar zich toetrekt als de gekwetste Joan. Het moment waarop ze eindelijk aan haar vader bekent hoe erg haar huwelijkssituatie echt is, is oprecht hartverscheurend en wordt door de actrice op bewonderenswaardig genuanceerde wijze gebracht. Ook wanneer ze zelf ten prooi valt aan drank en liederlijk leven, weet Sidney de lijn tussen overgave en pijn bijzonder knap te vinden.
Zelden rolde een Amerikaanse grote studio dan ook een drama uit waarvan de titel raker gekozen was: de emotionele impact van de hedonistische taferelen is inderdaad vernietigend en de gevoelens van spijt en onzekerheid die hier geëvoceerd worden, snijden bijzonder diep.