Daisy Ridley staat wereldwijd bekend als de onverschrokken heldin uit de laatste Star Wars-trilogie. Met haar glansrol in de meticuleus uitgestippelde karakterstudie Sometimes I Think About Dying liet ze onlangs echter een heel andere kant van zichzelf zien. Ridleys nieuwste prent biedt de actrice een platform om deze exploratie verder te zetten, maar het speelt niet bepaald in haar voordeel dat ze zich overeind moet houden in een doordeweekse thriller.
The Marsh King’s Daughter is een bewerking van de gelijknamige internationale bestseller van Karen Dionne die de auteur deels baseerde op haar eigen ervaringen. In de eerste beelden van de film zien we hoe de camera over de uitgestrekte moerassen van Michigan scheert. Het is immers daar, ver weg van de drukke beschaving, dat we kennismaken met de jonge Helena (Brooklynn Prince, de kleine belhamel uit The Florida Project). Hoewel het meisje een moeilijke relatie onderhoudt met haar moeder, is ze dol op haar pa (vertolkt door Ben Mendelsohn), die zijn hartendief instrueert over alles aangaande de natuur en het jagersinstinct. Maar wanneer de ware toedracht van hun isolement aan het licht komt, verwoest dit Helena’s leven.
Deze merkelijk lange introductie – die de toeschouwer aanvankelijk op een dwaalspoor zet – is eigenlijk nog maar de voorzet voor wat komen gaat. Van daaruit maakt de plot namelijk een sprong van twintig jaar en volgen we de verdere gebeurtenissen door de ogen van de volwassen Helena (Daisy Ridley), een toegewijde moeder die komaf heeft gemaakt met het verleden. Als evenwel het nieuws uitbreekt dat Helena’s vader gedurende een gevangenentransport op de vlucht sloeg, is een confrontatie onafwendbaar en zal de vrouw (gewapend met de kennis en vaardigheden die hij haar destijds bijbracht) tot het uiterste moeten gaan om haar gezin te beschermen.
The Marsh King’s Daughter heeft een turbulente ontstaansgeschiedenis achter de rug, die teruggaat tot in 2018. Toen de opnames een jaar later van start gingen, liep de productie alsnog zware vertraging op en raakte ze volledig in het slop. De Amerikaanse cineast Neil Burger (Limitless, Divergent) nam het roer vervolgens over van Morten Tyldum, maar verder wisselde de film ook meermaals van distributiebedrijf, tot het kleinere Lionsgate uiteindelijk toehapte.
Dat de vele perikelen blijkbaar toch hun tol hebben geëist, valt helaas niet te camoufleren. Gelukkig wordt dit ten dele rechtgetrokken door Daisy Ridley, wiens aandeel doorslaggevend is. Ridley weet treffend uiting te geven aan de pijnlijke gevoelens waar haar personage mee worstelt. Dat staat in schril contrast met de rol van Ben Mendelsohn, die er kennelijk een sport heeft van gemaakt om in de huid van een schurk te kruipen, maar geen enkele variatie in zijn spel brengt. Zelfs de druk die tussen deze twee centrale figuren wordt opgevoerd, voelt gekunsteld of geforceerd aan. De in het landelijke Ontario geschoten fotografie van Alwin H. Küchler (die zijn sporen reeds uitvoerig verdiende met Morvern Callar, Code 46 en Sunshine) moet zogezegd symbool staan voor de innerlijke onrust waar de protagonisten mee kampen, al valt daar op het scherm niet zo veel van te merken. Finaal wordt The Marsh King’s Daughter vooral de das omgedaan door een zwak scenario, waardoor de film vrij snel afglijdt naar een overwegend lauwe en ongeïnspireerde survival-thriller die amper spanning genereert.