Cactus Festival 2024 :: De mooist gebalde vuisten

, ,

Zondag 14 juli :: Adam Grand Cru-ciel

Dag Drie is er een van ‘hophop’, want Het Programma eist dat we er vroeg zijn. Een dagmars verder van de naar huisvlijt geurende KSA-camping zijn we er ruimschoots op tijd. Aftellen dus naar die Ene Headliner? Neen hoor, daarvoor wordt het ook vooraf nog te leuk.

Want Waxahatchee doet momenteel Europa aan voor een tour die zowel bestaat uit festival- als clubshows. Wie haar in België aan het werk wil zien, heeft eigenlijk geen andere keuze dan – zeer vroeg – naar Brugge af te zakken vandaag. Wij zijn van die gemotiveerde soort en staan dus om kwart na een ’s middags al schaduw te vangen onder een Minnewaterparkboom. Die vroege plek op de affiche betekent echter ook een beperkte speeltijd, dus het is snoeien in de setlist. Op twee Plains-nummers na bestaat het repertoire alleen maar uit materiaal van de laatste twee platen, Saint Cloud en vooral Tigers Blood. En dat is uiteraard goed nieuws, want die zijn beide uitstekend.

De aimabele en immer relaxte Katie Crutchfield heeft een kundige, vijfkoppige band bij en wanneer de eerste lapsteel tijdens “3 Sisters” tegen de middagzon gejaagd wordt, verandert het Brugse Ommeland meteen in een prairie. Wie de armen nog afwachtend gekruist had, opent die om haar toegeworpen KC-petje te vangen. De gezapige maar oprechte slackercountry charmeert: zonder grote gebaren of uithalen worden zieltjes gewonnen met stuk voor stuk heerlijke nummers als “Right Back To It”, “Crimes Of The Heart”, “Lilacs” of “Fire”. Kom je alsjeblief snel nog eens terug in een zaaltje, Katie?

En we blijven in gedachten in de U. S. of A.: eventjes de ronkende americana van “Rebound Love”, dan commentaarloos “Ever Present” er achteraan, nog steeds de beste roadsong om van stoplicht tot stoplicht te scheuren. Noem het: een ‘steenwegsong’. En meteen krijgen we al heel even die bezeten predikersroutine die Admiral Freebee op de Rock Rally van 2000 zo’n fenomeen maakte. En wat dan gebeurt, is al helemaal verbazend. We krijgen zowaar “Mediterranean Sea”, en dat voelt alsof we een vergeten Caravaggio ontdekken. Zou Tom Van Laere dan toch, met dank aan dat integrale Rewind-concert in de AB, verzoend zijn met dat debuut waar hij zo’n moeilijke verhouding mee heeft?

“What a great night in a small town”, zingt hij in “Nothing Else To Do”, en los van het middaguur klopt dat als een bus. “Bad Year For Rock ‘n’ Roll” wordt met hulp van bassist Tim Coenen verbouwd tot smerige ZZ Top-boogie, “Breaking Away” zingt als het beste van Tom Petty, zodat we er als vanzelf de backing vocals van “Learning To Fly” in weten te parkeren. Hoogtepuntje, net als een scheurend “Oh Darkness”, dat voelt alsof het opnieuw even 2005 is. En dan is er “Get Out Of Town”, eerst ingetogen, met die piano van toetsenman Senne Guns, dan vinniger en vinniger. Eénentwintig jaar na datum heeft die losgeslagen monoloog halverwege nog niets van zijn kracht verloren. Wat zeggen we? “Rule number five” klinkt in de stad die ik op mijn achttiende met veel overtuiging achter me liet dwingender dan ooit. “Get out of town”, dus, en gooi er als dessertje nog even “Coming Of The Knight” achter aan, met Guns als enige begeleiding. We hebben bij Admiral Freebee de afgelopen jaren vaak gezongen “I want the passion and I want devotion”, vandaag kregen we dat eindelijk nog eens van hem.

Quizvraag: hoe lang is het geleden dat Anna Calvi nog iets nieuws heeft uitgebracht, op een Peaky Blinders soundtrack na? Zes jaar alweer! Toch staat de Britse Barokgodin elk jaar wel ergens op een Belgisch festival. In 2022 op Hear Hear, vorig jaar op Rock Werchter en nu dus hier op Cactusfestival. Met zonnebril, rode lippen en bloedrode fluwelen epaulettenvest komt ze een statement maken door meteen een Bachiaanse gitaarsolo in de middenstip van het park te planten. Eerste duivel uitgedreven, zou je dan denken, maar dat blijkt slechts de aperitiefduivel, en die is hardnekkiger dan verwacht. De reactie van het publiek blijft dan ook lauw, ondanks een sterk slot met “Desire”, een indrukwekkende vocale uithaal in “Don’t Beat the Girl Out Of My Boy” en een ziedende “Ghost Rider”-cover van Suicide. Game, set, maar hier slecht gematcht.

Een gebroken hart croon je niet weg, je slikt het al swingend door in een zalmroze kostuum. Toch als je Jinte Deprez bent, en je jezelf bij elke soloplaat opnieuw J. Bernardt noemt. Waar Balthazarbroer Maarten Devoldere gisteren koos voor langoureus en langzaam, krijgen we vandaag potig en pittig, een extra dosis showmanschap. Opener “Don’t Get Me Wrong” drijft dus op een boeketje zwierige strijkers uit een doosje, in “Calm Down” is de sfeer bijna speels, met een Deprez die een grijns niet kan onderdrukken als hij bijna te laat weer aan zijn drumpad belandt; spelplezier!

Toch valt het op hoe J. Bernardt via de gedeelde wortel knipoogt naar Warhaus. “Running Days” deelt het landerige DNA van dat project, “Matter Of Time” is een Balthazarwalsje zoals er niet veel zijn. En dat het om een gebroken hart draait, dus. Een mooi “Left Bathroom Sink” is het dramatische hoogtepunt, met het besef “I need to step away from you”. Waarna “I’m The Ghost You Forgot” met de swing in de heupen uit de coulissen komt gewalst. “Mayday Call”, over de paniekaanval die Deprez twee jaar geleden uitgerekend op dit Cactus Festival ervaarde, eindigt in de intense chaos van dat moment.

Uiteindelijk zijn het toch de nummers van die eerste, meer door hiphop geïnspireerde plaat die het tempo er in moeten houden. “The Other Man” heeft als vanouds de swagger van een volledige rapcrew, “Wicked Streets” is nog altijd het lang uitgesponnen hoogtepunt. Deprez mept op zijn drumpad, triggert die trompetsample, banjert over het podium. Maar daar eindigt het niet. Nog even gaan we terug naar dat nieuwe Contigo, en dus krijgen we weer zwier, strijkers, de valse charme van een tweedehandse autoverkoper. “When I called you mine / Was I ever yours?”, twijfelt Deprez in “Taxi”, en naast ons begint iemand een filosofische verhandeling hoe we dat nu moeten interpreteren: zat hij dan niet aan het stuur? Over dat “I let you ruin me” in “Last Waltz” zijn de meningen unaniemer: topsong. En daarmee zit het er op, want: War On Drugs.

Maar nu nog niet. “Chan! Shoes!” gilt iemand Stage Left wanneer Chan Marshall het podium op struint, en dat is terecht: die gele klompen waren géén goed idee. Of die hoge hakken dat waren? Ze wankelt tot aan haar microfoon, wuift even, Patti Smithgewijs, en dan wordt het héél stil. Onder begeleiding van een gitarist, de spaarzame inzet van een toetsenist, zet ze “She Belongs To Me” in. “Bob Dylan.”, zou Patti Smith dat gisteren hebben beëindigd.

Want dat is het plan. Cat Power – nog altijd het alias waaronder Marshall het meest oncomfortabel opereert – brengt op deze tour wat ze al op plaat deed: het volledige concert spelen waarop Bawb in 1966 halverwege – “Judas!” – elektrisch ging. In dit stemmige park krijgen we door tijdsgebrek de ingekorte versie, en mijn God, hoe hard hielden we daar in dat begin collectief de adem in.

Je hoort een speld vallen wanneer ze aan “4th Time Around” begint. De vogels kwetteren er doorheen tot de toetsenist de stilte aan stukken rijt met een mondharmonica. Er is “It’s All Over Now, Baby Blue”, en er is die stem, die alles zo gemakkelijk doet lijken. Alsof we allemaal de sneer van De Neus kunnen neerzetten, maar dan wel gedrenkt in honing.

Dat akoestische deel doet ze in vogelvlucht – het vraagt al genoeg ballen om een festivalset zo te beginnen – dus geen “Visons Of Johanna” of “Just Like A Woman”. De band – niet The Band – komt op, en samen zetten ze de swingende countryrock van “Tell Me, Momma” in. Het klinkt beleefd, glad, professioneel, en je vraagt je af waar die hippies in ’66, in Londen of Manchester of waar het ook was, zich zo druk over maakten. De magie is daarmee weg, de schoonheid niet. “One Too Many Mornings” is mooier dan Dylan het kan brengen, niemand durft een schampere kreet lossen voor ze een afsluitend “Like A Rolling Stone” inzet. Het is kwart over tien, en we zijn vergeten te kijken hoe het met dat voetbal zat: toch een topset.

En dan de headliner die deze festivaldag in een mum van tijd deed uitverkopen: The War On Drugs. Ruim vooraf begint er al een andere oorlog, die voor een goed plaatsje vooraan (uw ellebogen hadden er nog zin in, zeg). Gelukkig zijn Adam Granduciel en de zijnen óók gemotiveerd vanavond, want in de twee uur die de band gegeven is, verveelt het eigenlijk nooit. Waar we vroeger op festivals – tijdens sets die veel minder lang duurden – al eens moesten noteren dat het concert verkruimelde tot oeverloze achtergrondmuziek, weet The War On Drugs vandaag de aandacht vast te houden.

De band heeft daar een goed trucje voor, door te spelen met tempo en intensiteit. Na een openingsduo met de oudjes “Brothers” en “Baby Missiles” – twee nummers van nog voor de grote doorbraak – moet Granduciel al even naar adem happen. Gelukkig is hij vandaag grand cru-ciel en kan “Pain” ingezet worden zonder dat de zuurstoftank erbij komt kijken. De weidse, epische rock van de Amerikanen komt in vele gedaanten, maar op die dromerige, moeiteloos klinkende stijl hebben de heren toch een patent. Op andere momenten wordt dan weer bewust gas terug genomen, zoals tijdens het door toetsen gedragen “Up All Night” of het eenvoudig mooie en ingetogen “Buenos Aires Beach”.

Het recente materiaal – nu ja, I Don’t Live Here Anymore is ook alweer van 2021 – draagt bij aan een breder klankpalet. Zo is er de eightiespowerballad “I Don’t Wanna Wait”, of een uitgesponnen “Harmonia’s Dream”, met een minutenlange elektronische intro, inclusief lichtspektakel. Werk dat afgewisseld wordt met klassiekers als “Red Eyes” (de ‘whooo’-teller klokt af op twee – onze timing was perfect, dank u wel) of de Tom Pettycover “Love is a Long Road”. Het is nu niet dat de verder perfect uitgebouwde set dat laatste nodig had maar hey, wie zijn wij om iemand te beletten zijn helden te eren.

En verder is The War On Drugs natuurlijk melancholie. Dat werkt hier prachtig, in het Minnewaterpark. Met de setlichten die het gebladerte rood schilderen, onze collectief pijnlijke voeten, de wekker, die maandagochtend om halfzeven staat, in het achterhoofd: ja, dan komt deze muziek binnen en staan de filters uit. Dat merk je het meest tijdens “Strangest Thing”, met de perfecte gitaarsolo op het perfecte moment: niets virtuoos, maar schuurpapier korrel 40 voor de ziel. Of “Under The Pressure”, dat minutenlang aanzwelt tot een uitbundig volksfeest. Het is uiteindelijk een integraal gespeeld “Thinking of a Place” dat ons de nacht instuurt. Zonder boze dromen, maar met de wekker nog altijd om halfzeven.

En daarmee had Cactus Festival zijn Grootste Headliner Ooit, en dat voelde je ook. Niet alleen aan het publiek dat zondag vooral wachtte op Dat Moment, maar ook aan een Minnewaterpark dat lichtjes scheurde aan de naden. Geen idee hoeveel duizend mensen daar aanwezig waren, maar het waren er minstens negenhonderd te veel voor het aantal voorziene toiletten. Dat vrouwen verplicht waren halve marathons te lopen om een blaas te legen, lijkt al helemaal niet van deze tijden. In het kort: Cactus Festival heeft mazzel met zijn sfeer en zijn park, maar moet opletten dat het zijn kleine schaal niet vergeet. Niet iedereen kan Rock Werchter zijn. En dat moet ook niet. Zoals ze in West-Vlaanderen zeggen: wie het kleine niet begeert, is het grote niet weerd.

Beeld:
Nadia Denys

verwant

The War on Drugs

14 juli 2024Cactusfestival, Brugge

Admiral Freebee

14 juli 2024Cactusfestival, Brugge

Patti Smith

13 juli 2024Cactusfestival, Brugge

Het Zesde Metaal

Cactusfestival, Brugge

BLUES PEER 2024 :: Muddy Water

18 mei 2024Blues Peer

De Peerse zandgrond had de laatste tijd al heel...

recent

King Hannah

15 september 2024Leffingeleuren, Leffinge

Loverman

15 september 2024Leffingeleuren, Leffinge

Deeper

15 september 2024Leffingeleuren, Leffinge

Mclusky

15 september 2024Leffingeleuren, Leffinge

Aunty Rayzor

15 september 2024Leffingeleuren, Leffinge

LAAT EEN REACTIE ACHTER

Schrijf uw reactie
Vul hier uw naam in