Pukkelpop 2024 :: De miserie van de meeloper

, , , ,

Is de festivalzomer een meerdaagse wielerwedstrijd, dan is Pukkelpop de nijdigste van alle bergritten: er zijn pieken en dalen te verwachten, en af en toe een vinnige sprint om toch maar op tijd van de ene tent in de andere te raken. Uw enolamedewerkers smeerden hun kuiten in, vochten tegen de verzuring, en schouwden een uitputtende hoeveelheid bands. Hun verdict, verdorie: alhier.

Vrijdag 16 augustus: Minimale middelen om maximaal kwaad te zijn

U ging gisteren al uit uw dak op een schare artiesten van eigen bodem, wij, werkmensen van beroep, kunnen pas vandaag aanschuiven, nu het grote geweld lonkt. Tellen wij af naar all things beginnend met een F? Misschien wel, maar er waren ook nog vijfentwintig andere letters.

De S, bijvoorbeeld. Het is kwart voor twaalf. ’s Middags, ja. Nooit eerder stond team Enola zo vroeg op de nog frisgroene Pukkelpopwei, en al zeker niet voor, euh, magie. Hoe prachtig hun choreografieën immers zijn, je kunt Siegfried & Joy bezwaarlijk een band noemen. Dit is, zoals ze zelf aankondigen, “Las Vegas in Belgium”, inclusief glitterpakjes en een spetterende goochelact. Het Duitse duo is dankzij een gouden verdwijngordijn wereldberoemd op het internet, en al zijn die filmpjes verdomd leuk, het is maar de vraag of die zich laten vertalen naar een volledige festivalset. Het publiek gaat er dan ook wat afwachtend bij zitten, maar daarvan maken de heren handig gebruik: “There are some free seats in the front row!”. Dat is niettemin op eigen verantwoordelijkheid te volgen: de kans is reëel dat je pardoes in een kaarttrucje belandt, een soloversie van “The Lion Sleeps Tonight” moet zingen, of een dode duif – “magical and elegant!” – tegen de kop gekeild krijgt.

Ondanks die gevaren eet een volle Club vlotjes uit de handen van het magische tweetal, en wie toch durft te vertrekken, riskeert achterna gehold en genadeloos terug de tent in gesleurd te worden. Siegfried & Joy zijn publieksmenners pur sang, met ingestudeerde Nederlandse woordjes – zelden een Duitser zo mooi “godverdomme” horen uitroepen – en kunstjes die afwisselend debiel – de pluchen tijger! – en stiekem indrukwekkend zijn – die wonderbaarlijke vermenigvuldiging van de flessen wijn! Het is allemaal erg onnozel, maar zo ontzettend goed gedaan: de ideale truc om een lang festivalweekend op gang te trappen.

Festivalgangers die toch nog wat slaap uit de ogen te wrijven hebben, kunnen zich vervolgens wenden tot Big Special in de Backyard. Meer dan een drumstel en een laptop staan er niet op het podium, en wie daarbij aan Sleaford Mods moet denken, zit in de goeie richting. Ook Joe Hicklin en drummer Callum Maloney, beiden uit een goor achterafbuurtje van Birmingham, bedienen zich van minimale middelen om maximaal kwaad te zijn. Kwaad op de maatschappij, op Brexit, op alles wat niet working class is – hun plaat heet niet toevallig Postindustrial Hometown Blues.

Anders dan de Mods, uit Hicklin dat ongenoegen niet alleen in welsprekende punkrap, maar vaak ook croonend, met een soulvolle strot die je niet zou vermoeden in zijn bonkige Jerommekeslijf, al is de energie er niet minder heftig om: na twee nummers dondert er een stuk drumstel naar beneden, na nummer vier laat Maloney zijn cymbaal dan maar door een fan bespelen, en tegen het einde ligt Hicklin uitgeteld tussen het publiek, nadat zijn microfoonkabel voor een rondje touwtjespringen mocht dienen en hij zich met veel smaak met een vatje rosé liet besprenkelen. Yep, zo’n show dus, maar broeierige songs als “BLACK DOG/WHITE HORSE” en “THIS HERE AIN’T WATER” blijven ook zonder spuwende boosheid stevig overeind. Het een-tweetje drum-tape mag dan af en toe wel wat eentonig worden, op zijn meest intense en opruiende momenten – een furieus “SHITHOUSE”, het afsluitende anthem “DiG!” – heeft Big Special een ruw klompje goud in handen.

“Toen Guy nog niet Zwanger was, toen Stikstof nog iets was tegen het onkruid in je tuin”, vat presentator Luc Janssen nog even samen hóe lang het al geleden is dat ’t Hof van Commerce West-Vlaamse hiphop aan de wereld introduceerde. We kunnen dat aanvullen: Johnny Depp was zelfs nog in gank met Vanessa Paradis, en “bier zonder alcohol dat vind je ier nie?” De Cristal 0% is wat dat betreft nog een aanvaardbaar aanbod.

Gaat dit dus al lang mee? Je ziet het aan de gegroefde koppen van mc’s BZA en Kowlier, maar net zo fris spat het beste van het trio ook vandaag nog uit de boxen. De droge, efficiënte boom bap van “Leegaert” swingt, “Baes” drijft op vette ba(e)ssen. In “Stuntman” stuiteren niet alleen de beats, maar ook de twee rappers op het ritme van nieuwe mixmaster Jonas ‘JTOTHEC’ Casier die de vertrokken DJ 4T4 vervangt.

Ook “Zonder totetrekkerie” kletst nog zo goed als vroeger, maar de prettige aanval op alle hiphopclichés voelt wel gedateerd. Vandaag pronkt Zwangere Guy met zijn guttergang, recht uit de getto’s van Brussel; de homies hebben gewonnen. Het maakt niet uit wanneer “Domestik & Leverancier” nog altijd zo goed knalt als vroeger, je aan de brede grijnzen ziet hóe hard de twee genieten van deze comeback. Dat de nieuwe, op een lui reggaeritme drijvende single “In de chalet” –dat debiel rijmt op “met Timothée Chalamet” – een beetje tam is, is erger, en belooft niet veel voor het in januari te verschijnen LP6. Ach, het spetterende “Kom mor ip”, zoals altijd een extra uitroepteken achter alle eerdere uitroeptekens, nemen ze ons in elk geval nooit meer af. Het begint langzamerhand te druppelen, maar niemand denkt er aan om dit nummer over te slaan. ’t Hof van Commerce blijkt dan toch bestand tegen de tand des tijds. “Berichtje aan alle rappers van heel België: goed geprobeerd”, klonk het zoals altijd. Het antwoord van de jonge generatie volgt morgen.

Is ze Roodkapje? Een dienstmaagd uit The Handmaid’s Tale? Of is het gewoon The Most Wuthering Heights Day? In elk geval staat die rode jurk Sylvie Kreusch beeldig. Dit is het begin van de Comic Trip-tour, een plaat die pas begin november uitkomt, maar nu al een nieuwe era lijkt in te luiden. Met een uitgebreide band achter haar, met onder andere Nina Kortekaas op toetsen en vocale versterking, speelt de Antwerpse Gentse van bij “Please To Devon” niet één maar drie niveaus hoger.

“Welcome to my show!” roept ze na die potige opener uit, en dat is het zeker. Visueel is dit optreden van internationale klasse, de frontvrouw zelf brengt het met de dramatiek die het vraagt: veel pose, veel charme, veel lef. “Shangri-La” is langoureus, in “Seedy Tricks” gaat ze theatraal tegen het witte scherm achteraan staan; een goed silhouet werkt altijd. Voor het slot van een ingetogen “Wild Love” – aan het gebabbel in de tent te horen was het ook aperitieftijd? – duikt ze de coulissen in, we zien haar zingen op het scherm. Eenmaal terug weeft ze er “Ride Away” aan, dat door de band tot pittige draf wordt gebracht. Het is het opmaatje naar “Walk Walk”, de grootste hit die ze heeft, en dus wordt er meegebruld.

Het is geen eindpunt. “Waar zijn al die heksen in de zaal”, vraagt ze, en in haar barokke jurk zet ze “Haunting Melody” in. Met diepe bassen bouwt dat op naar een dansend einde; we gaan naar de disco, en die is “Just A Touch Away”. En daar, met dat nummer, hebben we het hoogtepunt bereikt. Bezwerend zingt ze “Swaaaagger”, danst ze het podium rond. Je kijkt naar het scherm. Je ziet de felle blik. En je denkt aan de onverstoorbaarheid van PJ Harvey. Kreusch is daar nog niet, maar timmert verdomd overtuigend aan haar eigen verhaal.

Er zijn van die bands die jaren en jaren nodig hebben om het tot in een kleine tent op Pukkelpop te schoppen, en dan is er Fontaines D.C.  Eén onverwachte radiohit, een Werchter-Main Stage, en twee jaar later een single die niks meer te maken had met alle voorgaande postpunk verder, lokken de Ieren hier plots héél veel volk naar het hoofdpodium. En laat dat nu net het probleem zijn: deze band is meer dan dat “Jackie Down The Line”, meteen in tweede positie prijsgegeven, en dat “Starburster”, maar het publiek lijkt die memo niet gelezen te hebben, en staat er dus maar wat ongemakkelijk bij.

Grappig, en hopelijk voor het slachtoffer in casu niet te verwarrend, hoe een meisje voor ons in dat eerste nummer haar lief “I will hurt you / I’ll desert you” in het oor brult – voor liefdesliedjes moet je hier óók al niet zijn. Maar het lijkt toch vooral alsof Fontaines D.C. gegroeid is naar een schaal die hen niet bepaald als gegoten zit. Het zorgt voor een afstandelijkheid die niet helpt, en frontman Grian Chatten lijkt hier ook niet echt graag te zijn. “Life ain’t always empty”, belooft hij in “A Hero’s Death”, maar hij gelooft er zelf niet in.

Dit had Fontaines D.C.’s moment moeten worden, maar het werd een geval van verkeerde tijd, verkeerde plek. Er is nochtans dat Romance dat op uitkomen staat, maar de nummers daaruit overtuigen nog niet helemaal. Het beste is “In The Modern World”, dat op die plaat wel eens een mooie trage zou kunnen zijn. “Death Kink” klinkt dan weer het meest als oude Fontaines, het raarst is “Here’s The Thing”; de meest rechtdoorzee rocksong die het vijftal ooit schreef. Je wil bijna zeggen: “een niemendalletje”, maar dat is misschien te hard. “Favourite” heeft trouwens een erg mooi Smithsgitaartje, maar ook daar: nog niet helemaal zeker of het een song voor de eeuwigheid is. Fascinerend trouwens, die absoluut spuuglelijke look die de groep voor deze albumcyclus heeft uitgekozen: alsof een regenboogkleurige eenhoorn Korn heeft opgevreten en opnieuw uitgekotst.

Gaandeweg kruipt Fontaines dan toch uit de put. “I’m gonna be big!” roept Chatten, en voor het eerst geloof je hem. “Boys In The Better Land” hobbelt als vanouds. En met “I Love You” komt er zelfs eindelijk leven in het publiek. Zijn we er? We zijn er: aan de uitgang waar dat dreunende “Starburster” nog even de verhoopte mokerslag mag zijn. “I’m gon’ hit your business if it’s momentary blissness” galmt de frontman, het vervaarlijk inademen moeten we zelf doen, terwijl de big beats ons rond de oren kletsen. Wat een nummer, maar wat een halfslachtige sof van een optreden.

Je zou vervolgens kunnen zeggen dat daar in de Backyard elk nummer hetzelfde klinkt. Dat is het punt missen. Bad Nerves spelen punk in de Ramonessectie; dat is daar normaal. Het is het morsen met energie die het zo onweerstaanbaar maakt. Vijftig minuten zijn hen toebedeeld, dat is goed voor zestien nummers; deze Britten houden zich niet aan snelheidslimieten. En dan kondigt frontman Bobby Nerves “Mad Mind” nog aan als “We have a really fast one”. Gek hoe hij in zijn bindteksten trouwens klinkt als Billy Butcher uit The Boys, maar als zanger voor een Amerikaans accent gaat – beetje stom.

Maakt niet uit. Dit is zonder meer lekker. “This is the fastest song with a catchy melody you will ever hear”, gaat het voor “Antidote”. Klopt. Het jaagt. En wanneer Bobby zegt “We’re gonna slow it down”, voegt hij daar meteen aan toe: “a little”. We gaan nu ook niet overdrijven. “Electric 88” scoort nog altijd een flinke 8 op de schaal van Richter. Dit is punk als Olympische discipline, de honderd meter jakkeren, met “Can’t Be Mine” als absolute uitschieter. Geef ze een gouden medaille.

The Streets“, spelt het truitje van Mike Skinner, alsof er íemand in deze tent staat die niet weet wie die geezer op het podium is. Hoewel: Skinner is duidelijk bezorgd dat mensen alleen maar de Marquee in gedoken zijn om te schuilen voor de regen, zoals hij maar blijft lullen over het weer, dat het voorbijgaat, en dat de ongeïnteresseerden dan weer mogen vertrekken, of niet. Is het onzekerheid, of is Skinner vandaag toch gewoon een beetje een wauwelende, beschonken nonkel? Dubbele opener “Turn The Page” / “Who’s Got The Bag”, met Skinner die zich na nog geen drie minuten al in de massa bevindt, pakken nog in zijn voordeel uit, en ook “Don’t Mug Yourself” is een plezante plankenhobbel, maar nummer na nummer valt meer op hoe Skinner de ondersteuning van zijn band, en dan vooral zanger-producer Kevin Mark Trail, nodig heeft om de boel overeind te houden.

Skinner heeft immers andere prioriteiten: “This is how Bon Jovi feels!”, roept hij uit, voor hij op de schouders van een dronken man kruipt. Dat bedoelt ‘ie schijnbaar positief, want in echte fouterockersstijl wil hij vervolgens een female only circle pit creëren, “only ladies!”, alvorens een door gitaar vermorzeld “Fit But You Know It” (subtiele keuze, Mike) in te zetten, terwijl hij tijdens “Dry Your Eyes” – een meezingmomentje van heb ik u daar – de tent rond crowdsurft. Een tien voor entertainment en gezelligheid, dat wel, maar muzikaal had dit helaas nog weinig te maken met de overrompeling die debuut Original Pirate Material ruim twintig jaar geleden was.

Zou Soulwax zelf om de Marquee gevraagd hebben, of maakte team Pukkelpop hier een klein programmeringsfoutje? Tien minuten voor de start kan immers enkel wie zeer beslagen is in ellebogenwerk nog een plekje veroveren in de zweethut van het festival, de rest moet zich tevreden stellen met zicht op het scherm buiten de tent. Dat is zonde, want deze incarnatie van Soulwax, waarbij de Dewaele-broers zich naar goede gewoonte laten vergezellen door drie drummers – oude getrouwe Igor Cavalera, Blake Davies en de jarige Aurora Bennett, elk hoog op hun eigen stelling zich een ongeluk hamerend – is een belevenis die je het liefst van zo dichtbij mogelijk ondergaat. Ja, ook als je dit al eerder zag: de band heeft een handjevol nieuwe nummers meegebracht, en willen of niet, “Hot Like Sahara” en “Idiots In Love” liggen dichter bij de oude gitaar-Soulwax (en ook wel Millionaire) dan ooit.

Het zal een schijnbeweging blijken: de controllers van de broers blijven het kloppend hart van deze set, aangevuld met de mysterieuze synthmanoeuvres – of wat is dat vreemde instrument anders – van Laima Leyton en de hoeksteenbas van Stefaan Van Leuven, en live is Soulwax dezer dagen nog altijd meer Nite Versions dan Much Against Everyone’s Advice. Toch is de band in eerste instantie zuinig op zijn floorfillers, wordt er via omwegen als “Is It Always Binary” en “Polaris” toegewerkt naar het moment dat de boel mag ontploffen.

Soulwax speelt alles nagenoeg als één indrukwekkende monstertrack, als was dit een van hun dj-sets, en vaak is het niet duidelijk waar het ene nummer eindigt en het andere begint. Uit “Here Come The Men In Suits” komt een wel héél herkenbaar synthriedeltje gedenderd, en Marie Davidsons “Work It” is een eerste, felle uitbarsting. “New Earth Time” mag als kortstondig rustpunt dienen – “hardeeeeeeer!” brult iemand ons een tikkeltje dover –, “Miserable Girl”, dat enthousiast knipoogt naar Telex, is de lange aanloop naar het verpletterende rondje moderne Belpopklassiekers “E-Talking”/”NY Excuse”. Terwijl elke drummer zijn moment in de spotlights krijgt, bereikt de temperatuur in de Marquee langzaamaan het kookpunt: ofwel regent het hier binnen, ofwel is dat toch echt zweet uit de haren van onze buurman. Die Fred zal straks vermoedelijk nóg meer volk trekken, maar voor een beter feestje zal hij toch flink zijn best moeten doen.

Toen Cis Deman besliste om Stake te verlaten, perste de groep er meteen een laatste rondje festivals voor hem uit. Op het podium van The Backyard heeft de gitarist zich meteen uitgedost als cowboy; je verhuist naar Amerika of niet. Verder geen nieuws. “The Sea Is Dying” was zoals vanouds de verpletterende opener, “Catatonic Dreams” pletwalste gezellig verder. Brent Vanneste brulde zijn strot kapot, Joris Casier mepte zijn kit aan gort. In “Doped Up Salvations” klopte alles met snaren aan de deur als de ruiters van de apocalyps.

“Even chillen”, kondigde de frontman “Black Fall” aan. En dat is natuurlijk altijd met een korrel zout te nemen bij Stake. Ja, het begint wat rustiger, ingetogen, maar bouwt vandaar op naar een finale in episch breedbeeld. De vuurfonteinen mogen een eerste keer opvlammen. Vanneste, mee met ons in de regen: “voilà, opgedroogd.”

Wàt een machine is dit Stake toch. Hoe die gitaren telkens weer voor zo’n onverwoestbare muur optrekken, hoe je daar iedere keer te pletter op loopt; je krijgt het van geen ander met deze overtuigingskracht, deze emotionele lading. “Fuck My Anxiety”, raast een nummer, en die verbetenheid voel je. Ook in “Dickhead”, dat metalen equivalent van een disstrack, dat steevast ook gewoon onnozel wordt wanneer dat woest “Banana! Banana!” kan worden meegescandeerd. Conclusie? Rij nooit tegen de kar van Brent Vanneste, geniet er gewoon van als hij het publiek beveelt tot achteraan te splijten voor een afsluitend, ziedend gebracht “Careless”.

“Sorry Fredje, we zijn een beetje over tijd gegaan”, sluit Vanneste dat laatste nummer af. En we bedanken hem hartelijk voor dat bruggetje. Want Fred Again.. dus. Als zelfs de Boiler rond middernacht leegloopt, dan weet je dat er iets érnstigs aan de hand is. Niemand was vandaag langverwachter dan Fred Again.., en een stampvolle wei aan de Main Stage staat te trappelen van ongeduld. De man neemt zijn tijd, met een ingetogen “Kyle (i found you)” op piano als opener, en ook op “Bleu” (better with time) is het nog moeilijk dansen, maar bij het onweerstaanbare “adore u” laat hij eindelijk de teugels vieren. Het stuurt een klein vreugdeshot door het publiek, en Fred zit er met zijn heerlijk blije jongensgrijns naar te kijken.

Twee jaar geleden stond Fred Again.. hier nog in de Dance Hall: “Marea (we’ve lost dancing)” was er uiteraard al, op die eerste Pukkelpop na de lockdown, maar de hype moest nog beginnen, waardoor hij door de tent stond te dansen, mensen omhelsde en smartphones uit het publiek overnam om zijn visuals te maken. Het was een groot stuk van zijn charme, het gevoel dat je iets deelt met een artiest, dat hij dichtbij is, één met zijn publiek, en Fred genoot er waarschijnlijk zelf nog het meest van. Met een kleine 65.000 man voor je neus is dat een stuk moeilijker, al doet ‘ie vanop een hoogtekraan een goede poging om “Jungle” tussen het volk  te brengen. Net op dat moment is daar helaas de door Buienradar voorspelde piek, het water gutst bij bakken naar beneden, en daar kan de elektronica niet tegenop.

Terug naar het podium dus, voor de mottige, overbodige dubstep van “Rumble” (we hadden nog zo ons best gedaan om Skrillex vanavond te ontwijken) en een nieuw nummer, “peace u need”, knus aan de piano gebracht met Joy Anonymous, maar in zijn Instagramwijsheid te cheesy voor woorden. De lijn tussen emotie en overdaad is bij Fred Again.. wel vaker dun, maar gelukkig belandt hij meestal nét nog aan de goede kant. Zeker wanneer Romy, die eerder op de avond haar eigen show speelde, mag opdraven voor “Strong” en “Angie (i’ve been lost)”, voel je waarom Fred Again.. door zo’n massa omarmd wordt: hij doet dit met zoveel liefde, zoveel oprecht enthousiasme, dat je net als Romy niet anders kan dan hem zachtjes doodknuffelen. Of dat, samen met een prachtige lichtshow, voldoende is om een festival te headlinen, is een andere vraag, daarvoor haalde Fred zelf veel te vaak de vaart uit zijn set, en is dit reuzeformaat te weinig geschikt voor wat hij doet. Volgend jaar in de Lift, dan maar?

We kachelen uit bij DJ St. Paul die vandaag, geïnspireerd door de elektronische headliner, een gekke set draait die schiet van Miley’s “Party In The U.S.A.” naar Sugababes “Push The Button”, tussendoor nog eens “Starburster” bovenhaalt, om alweer naar Charlie XCX te spurten. Er valt kop noch start aan te knopen, maar de visuals van VJ Switchdoctor zijn cool, de pintjes nog koeler, en voor we het weten is het weer veel en veel te laat. Oh Pukkelpop, wat doe je toch met ons.

Beeld:
Jan Van den Bulck, Glenn Verberck

verwant

Sam de Nef & Camille Camille + Phosphorescent + Mdou Moctar

26 augustus 2024OLT Rivierenhof, Deurne

Dit najaar viert Toutpartout zijn dertigste verjaardag. In het...

Kae Tempest

Het was zondagavond een slechte dag voor de barbeheerder...

Soulwax

17 augustus 2024Lowlands

The Offspring

18 augustus 2024Pukkelpop, Hasselt

Chalk

18 augustus 2024Pukkelpop, Hasselt

recent

King Hannah

15 september 2024Leffingeleuren, Leffinge

Loverman

15 september 2024Leffingeleuren, Leffinge

Deeper

15 september 2024Leffingeleuren, Leffinge

Mclusky

15 september 2024Leffingeleuren, Leffinge

Aunty Rayzor

15 september 2024Leffingeleuren, Leffinge

LAAT EEN REACTIE ACHTER

Schrijf uw reactie
Vul hier uw naam in