Left Of The Dial 2024: Een feestje van angst en pijn

, , ,

Waar beter dan Rotterdam, een stad die drijft op nieuw, om te zoeken naar de geluiden van morgen? Voor de derde keer streek enola neer op Left Of The Dial, en merkte dat het dit jaar niet vanzelf ging. Waar zijn die bandjes?

Donderdag 17 oktober: Allemaal gespuis

Een openingsceremonie, een rustig begin, en veel zoekende bands zonder eigen gezicht. Dag Een is er een van moeizaam speuren naar iets memorabels.

Left Of The Dial: de uitdrukking zegt alles, voor de organisatie van dit festival is het nog meer dan dat. Het is een anthem, een eigen volkslied, geleend van Paul Westerberg die vertelde hoe hij op tour zijn muzikantenliefje zocht ‘left of the dial’, waar de alternatieve muziek van haar groepje gedraaid werd. Op deze zesde editie is het lied meteen de plechtige opener, gespeeld op achtereenvolgens draaiorgel – dit blijft uiteindelijk Nederland – en het pijporgel van de Arminiuskerk. Helaas is het nummer van The Replacements toch niet de hit die men er hier van wil maken; samenzingen wil niet echt goed lukken. We zullen oefenen tegen volgend jaar.

Dat Left Of The Dial in communicatie en organisatie de luim aanhangt, blijkt vervolgens. Op een briefje krijgen we te lezen dat de organist het openingsnummer van eerste band Saloon Dion heeft ingestudeerd, en we maar moeten kijken wat er gebeurt; een collectieve in-joke. De verbazing op het podium is groot, de jonge Britten weten zich nauwelijks een houding aan te meten, maar denken er niet aan om gepast in te vallen en zo hun concert te beginnen. Jammer!

Het Australische Enola (they/them/theirs) bouwt hun postpunk op funderingen van grunge- en shoegaze, en de rauwe intensiteit daarvan komt binnen in een stampvolle Worm 1, zeker wanneer Enola hun stem verheft. Dat hun begeleidingsband inderhaast bijeengeschraapt is uit de lokale scene, en de songs amper een paar dagen samen gerepeteerd werden, maakt het extra straf dat alles desondanks strak blijft. Toch durft de set met al zijn inspiratiebronnen soms naar haastig opgetrokken pastiche neigen, maar dat vindt het publiek niet erg. Bij het verlaten van de zaal horen we complimenten aan de band, genre “goeie start, dit”. Welja.

Andere teamleden zoeken dan weer de weg naar Roodkapje, waar Wild Pink voor een rustig begin van hun avond zorgt. John Ross timmert met zijn ingetogen nummers al jaren aan de weg, het blijft hard werken, zo blijkt in het kleine zaaltje. Nochtans heeft “Dulling Of The Horns” meteen erg mooie gitaaruitbarstingen, is “Cloud Or Mountain” prettige rootsrock op zijn Tom Petty’s. Je merkt hoe de gitaren en zelfs de erg melodieuze bas van Arden Yonkers de nummers zo hard dragen dat Ross wegkomt met zijn weinig opzienbarend gemompel.

Dit is downbeat grunge van de bovenste plank, die met Ross’ look – een jongere Eddie Vedder, toch als het licht vanuit een bepaalde hoek valt – nog meer ninetieskantjes krijgt. Niet elk nummer blijft even hard overeind, maar de sfeer is goed, de toon gezet, en die plotse sax die steelgitarist Mike Brenner bovenhaalt misstaat ook niet. Wild Pink is er nog altijd niet, maar moet vooral blijven doorploeteren.

Autorijdend Nederland moet bij aanvang van zijn set genoegen nemen met een halfvolle Uniek. Niet dat dat de gemiddelde slacker deert, en hier staan er zo drie. De belofte van iets à la Pavement – het trio zelf houdt het droogweg bij ‘gitaarmuziek’ – klopt enigszins, maar op de verkeerde manier. Uit de boxen stroomt een vage brij waar de zanglijnen zich geen overtuigende weg doorheen weten te banen. Dan brengt die ach-wat-maakt-’t-uit-houding geen zoden aan de dijk, jongens. Wie begint met een halfvolle zaal en eindigt met een kwart, heeft zijn kans laten schieten. ’t Is een showcasefestival, geen publieke repetitie.

Eindeloos lang aangeschoven, tot we dan toch één van de veertig gelukkigen zijn die tegelijk in het kleine zaaltje TR8 Right mogen zijn. Treffen we daar aan: Gespuys, nog maar eens zo’n band die net als Dorpsstraat 3 laat horen hoe Nederland in een wormhole richting jaren tachtig is gevallen. En dat fascineert. Waar ons land muzikaal netjes binnen de aanvaarde lijntjes blijft kleuren, krijg je het gevoel dat in Nederland een alles-mag-alles-kanmentaliteit aan de macht is gekomen.

Bij Gespuys wil dat zeggen dat Vierra Lanza zo monotoon mogelijk haar tekst acteert, en Stijn Wevers er een bedje van donkere synths en beats onder legt. Het zijn slimme teksten, die de zangeres debiteert als een Merol van het kraakpand, en als er al eens Doe Maar wordt geciteerd, dan wordt die band ook netjes bedankt. En over samples gesproken: zelfs kinderlied “Berend Botje” moet er met uitgestreken gezicht aan geloven. Dit is zo artistiekerig als de pest, maar minstens even aanstekelijk. Heerlijk gespuis, dit.

We blijven in de TR8, maar gaan Ahead, naar de grotere theaterzaal waar de Ierse Kynsy wat vuil uit haar oog loenst Het is het tweede optreden dat Ciara Lindsey in duobezetting met haar drummer brengt, “dus heb alsjeblief wat geduld met ons”. Dat is nodig, want het is gek hoe alle leadgitaarpartijen op tape staan, terwijl de zangeres hoogstens wat slaggitaar aanvult. En daarbij song na song alle mogelijke richtingen uitschiet.

Nu eens grenst het aan platte vrouwenrock die hengelt naar stadionformaat, dan weer laat ze de gitaar om met de microfoon in de hand meer dansgerichte oorden op te zoeken. “Van Morrison” is dan weer een rotslecht nummer; als wij de Ierse mopperkont waren, we voelden ons flink beledigd. Maar ach, daar is alweer het Strokesgitaartje van “Happiness Isn’t A Fixed State”; alweer iets nieuws.

We komen wel eens terug als Kynsy heeft beslist wie ze wil zijn. Wie dat wel weet is Keo, een kwartet dat helaas gretig de Silverchair- en Bushplaten van hun ouders heeft geplunderd. Dit is gruizige grunge met een donzig gevoel; het heeft niets te melden maar het doet dat wel met passie. Noem het zoals het is: hol pathos. Next!

Van Houten? Ja, dat is naar Milhouse van The Simpsons, maar vandaag is het ook een groep die al zeven jaar werkt aan een eigen, hedendaags slacker-shoegaze-geluid dat gretig refereert aan de lo-fi fuzzy alt-rock van, alweer, de jaren negentig. De band uit Leeds kan de Arminiuskerk bekoren met een knappe, heldere set vol momentjes die hinten naar meer. Van Houten heeft niet alleen fans gemaakt, die had de band blijkbaar al, getuige het enthousiasme naar het einde toe. Het moet voor hen als die verlangde bevestiging aanvoelen. Zou die er echt staan aan te komen?

Van Man/Woman/Chainsaw hadden we veel verwacht, maar het wil er vandaag niet uitkomen. Net als bij Kynsy heb je het gevoel dat je hier te vroeg bent, vóór het geluid van de groep is uitgekristalliseerd. Soms doet het aan dEUS denken, vooral door de vioolaccenten van Clio Starwood in “The Boss”, maar voor een band met twee zangers telt hij toch weinig mensen die kunnen zingen. Het is pas in “Ode To Clio” dat bassiste Vera Leppänen er door komt, en we iets horen dat de moeite waard is. Het blijft daar helaas bij, en de boel zakt al snel weer in. Toch willen we Man/Woman/Chainsaw nog niet afschrijven. Beelden op YouTube laten een vinnigere groep zien. Was dit een offday?

Snel nog even naar de stationsbuurt voor de afsluiters daar, want Thrilled speelt een thuismatch. Zo loopt die claustrofobische bunker van de kleine Perronzaal snel overvol. De oorverdovende muur van harde shoegaze die de Rotterdammers opbouwen, veroorzaakt danig wat deining: op een “zweterige slazwierder” meer of minder komt het niet aan. Bij de buren van Salsability rondt het Belgische Purrses ondertussen zijn set af. Sneu voor onze landgenoten dat dat voor een klein dozijn volhouders moet zijn. Ondanks het karrenvracht sex-appeal van Laura Ruggiero klinkt de dadrock dan ook achterhaald op een festival dat uitpuilt van muzikaal spannender acts.

Even duikt bij Bruise Control de oprichter van de band op, die al enige tijd naar Rotterdam is verhuisd. Zijn passage betekent niets, hij doet op het podium geen bal, maar hij heeft er toch maar even gestaan voor hij zijn voormalige vrienden uit Manchester laat voortraggen. Want dat is het wel: deze Manchesterezen brengen een potig potje punk dat frontman Jim Taylor al in het eerste nummer in zijn onderbroek zet. “Born to lose” zien we op zijn buik getatoeëerd, en zo Motörhead voelt het halsbrekende tempo.

Is het niet bijster origineel, prettig jagen doet het wel, en Taylor is het soort frontman dat een optreden kan dragen. Toch sluipt de twijfel er in wanneer de groep het nodig vindt om met “Paranoid” (Black Sabbath) en “Sabotage” (Beastie Boys) op twee covers te eindigen. Wie voor zulke veilige opties kiest, is in se niet meer dan een partyband – te boeken voor al uw vertier.

Een dag later zal de tweede Left Of The dial-set van Bruise Control worden geannuleerd net voor aanvang; een kwestie die vragen oproept die nog niet beantwoord zijn. Maar dat is, net als heel veel andere bands, een zaak voor morgen.

verwant

Ian Sweet :: Shapeshifter

Is er nog plaats voor een nieuw stel nozems...

recent

Waarom Wettelen?

Dimitri Verhulst is geen onbekende in het Belgische filmlandschap:...

La Nuée :: La Nuée

Drie jaar na zijn debuut staat Johannes Eimermachers collectief...

Blaudzun :: Latter Days

Johannes Sigmond, beter gekend onder zijn artiestennaam Blaudzun, is...

LAAT EEN REACTIE ACHTER

Schrijf uw reactie
Vul hier uw naam in