Vijfendertig jaar en vijfentwintig albums hebben The Necks ondertussen op hun palmares. Ze heten een piano trio te zijn. Met Bleed bewijzen ze voor de zoveelste keer dat dat een zware onderschatting is. The Necks zijn een oerkracht.
De drie Australiërs hebben op dit punt niets meer te bewijzen, wat meteen verklaart waarom hun nieuwste album Bleed in deze vorm(loosheid) bestaat. Elk album van The Necks is een wereld op zich, van de verstrengelde lianen van Hanging Gardens uit 1999 tot de ontluikende ijsster van Open uit 2013. Hun nieuwste album vormt hierop geen uitzondering en is een van hun meest raadselachtige en intrigerende releases in lange tijd.
De modus operandi is ondertussen gekend – de drie voorzien een enkel idee door hun toetsen-bas-drums-machine van een unieke energiestoot tot de albumlange improvisatie zijn eigen leven gaat leiden. Toch resulteert dit telkens in een zeer ander beestje en dwingt elk nieuwe Neckscreatuur je alles wat je dacht te weten over minimalisme te heroverwegen.
De discografie van The Necks kan grofweg worden onderverdeeld in twee soorten albums: unieke universums die zich over de lengte van een volledig album ontvouwen staan tegenover sterrenstelsels van twee tot vier nummers van ongeveer een kwartier die rond een verder niet gedefinieerde zon draaien. Wat dat betreft valt Bleed in de eerste categorie. Het is meteen ook hun eerste album met één nummer sinds Body uit 2018. Ondanks die overeenkomst kunnen de twee albums niet meer van elkaar verschillen. Body toont The Necks op hun meest voortstuwende, met een motorische groove die halverwege uitbarst in een post-rock-achtige climax.
Met Bleed slagen de Aussie’s er in te innoveren, te intrigeren, misschien zelfs te choqueren. In zijn boek A universe from nothing uit 2012 legt professor Lawrence Krauss uit waarom er iets is, in plaats van niets. Het zou de handleiding van de nieuwste van The Necks kunnen zijn.
Pianist Chris Abrahams is de opperbouwmeester van dit heelal. Uit het niets weerklinken een aantal pianoklanken. Geen akkoorden, klanken. De noten druppelen de leegte binnen en verspreide frases zijn zelden voorspelbaar of netjes genoeg om een progressie te vormen. Abrahams klanken verbreken de stilte niet, ze maken ze intenser. Bassist Lloyd Swanton’s geruststellende tonen lijken slechts af en toe op te duiken om je enigszins houvast te geven.
Het album wijdt de hele eerste helft van de speelduur aan Abraham’s getokkel in het duister, een opborrelende universe from nothing terwijl Tony Buck’s omgevingsgeroffel af en toe het luchtledige voor hem vorm geeft. Halverwege geeft het album zich over aan totale stilte voordat het weer opleeft in een uitdijend en troebel focuspunt. De enkele pianotoets die op 22:04 wordt aangeslagen lijkt de singulariteit en het sublimatiepunt van het hele sonorische multiversum.
De meest bevattelijke contour ontstaat pas wanneer Abrahams’ verwarde akkoordenreeks geleidelijk wordt ingehaald door lagen van vervorming in het laatste kwart. Als een soort kosmisch achtergrondruis dat eeuwig getuige blijft van een uiterst stille maar niet mis te verstane Big Bang. Orgelflarden, paukengeroffel, vervormde toetsenklanken: we’re not in Kansas anymore. Al waren we dat met The Necks nooit echt geweest.
Het resultaat voelt als een sequel van een verhaal dat nooit begonnen is, maar altijd heeft bestaan. Tegen de tijd dat melodische strofes en stervorming van akkoorden en samenspel samensmelten tot iets wat we met veel fantasie jazz zouden kunnen noemen, heb je al lang opgegeven om ze te verwachten.
Zelfs een doorwinterde Necks-luisteraar kan bij een eerste luisterbeurt van Bleed niet anders dan naar adem snakken bij deze ijle, esotherische gaswolk : een onwelkom en frustrerend multiversum dat op zoek is naar vorm. Bleed dwingt je alles wat je als vanzelfsprekend beschouwde bij de Necks af te leren. Dat een vijfendertig jaar oude Bekende Grootheid dit voor elkaar krijgt, is onvoorstelbaar. Dat het trio de aandacht vast weet te houden met weinig meer dan een oneindige, onbereikbare event horizon is niks anders dan onverklaarbaar.
Bleed eist dat je van de Necks houdt om wat ze niet zijn, wat ze niet spelen. Het uit het niets ontstane multiversum stoot alles wat in de buurt komt van een neuriebare melodie af en maakt je pijnlijk bewust van hoe zeer je hoofd spint tegen het einde. Als een zwart gat slokt Bleed de tijd – sowieso al een zeer subjectief concept in Necksland –  op en spuugt deze terug uit als bron van frustratie, van uitputting, van onvervulde verwachtingen, van anti-materie, van dezelfde onophoudelijke inspanning die je krijgt van het staren in een donkere nacht. Het nieuwe multiversum dat ontstaat is onvriendelijker en veeleisender dan de Necks ooit zijn geweest, maar ook zo meticuleus afgezoomd en ontwapenend opgebouwd dat het een van hun meest intrigerende werken wordt.
De ziel van The Necks is met Bleed compleet leeggebloed. Wat overblijft is een gapende ruimte van niks. Een niks waar ze als drie absolute oppergoden tijd en ruimte besturen, vormgeven en herdefiniëren. Klasse? Een klasse apart, zul je bedoelen.
The Necks staan op 5 november in De Singel in Antwerpen en op 10 november op Sonic City in Kortrijk.