Een wervelwind in Antwerpen. Deadletter kwam van Keulen, scheurt straks richting Nederland, maar in de luttele uren bij de Sinjoren ging het hard. Het Britse postpunkzestal kwam, zag, en verpletterde omdat dat nu eenmaal de modus operandi is.
“We hebben allemaal nog jobs, dus als we tijd hebben om te repeteren hangt een soort urgentie in de lucht: het moét dan gebeuren”, legde Zac Lawrence van Deadletter ons afgelopen zomer uit. Het klopt. Al van in de begindagen van de groep hoor je het Grote Moeten, hoe er vooral geen tijd te verliezen is. Dat was natuurlijk ook zo, want met die pandemie als beletselteken tussen de eerste singles en het echte, échte begin van de band was al genoeg getreuzeld.
Vandaag zijn we weer twee jaar verder – waar is onze jeugd heen! – en heeft de groep na eindeloos toeren, waaronder een achttal optredens op Belgische bodem, eindelijk zijn debuut uit. Dit concert in Trix is het eerste met die plaat onder de arm, en dat merk je: de setlist is grondig vertimmerd en een publieksfavoriet als “Fit For Work” is zelfs naar de reservebank verwezen. Dat blijft jammer, maar echt gemist hebben we dat nummer nu ook weer niet.
Hysterical Strength is immers een sterk album, waarop Deadletter de vinnige postpunk van zijn concerten wist te harnassen tot een luisterbaar geheel. Geen Gilla Band-achtige noise hier, wel songs die kraaknet aan band zijn toevertrouwd. De grootste zorg was dan ook: zou de band live aan kracht hebben ingeboet?
Neen. Van bij “Credit To Treason” toont Deadletter zich nog altijd als de dodelijke funkmachine uit de begindagen. Het enige verschil is dat Lawrence en vrienden weten dat ze ondertussen krap anderhalf uur te vullen hebben; dubbel zoveel als ze tot nu kregen en dus kun je niet blijven morsen met energie. “Opbouw” is een nieuw woord in het vademecum, maar het idee heeft het sextet onder de knie.
Twee keer knallen dus, met na die opener ook nog een energiek “Snitching Hour” en dan even gas terugnemen met “Mother”; een zeldzame ’trage’ – alle verhoudingen in acht genomen. Voor hij aan “Bygones” begint, gebaart Lawrence dat we dichter mogen komen; het internationale signaal dat er nu echt wel een moshpit mag komen, het betere publieksmanagement.
Er begint een moshpit. “I see you have some energy”, klinkt het. Klopt. De herfst is ondertussen met overtuiging zijn rotding begonnen, we moeten ergens heen en waar beter dan in een kolkende pit op de tonen van “Degenerate Inanimate”. De bas ploegt, de sax schettert. En dan moet “More Heat” nog komen. More heat? We zaten nu al op een kookpunt.
En toch is er geen stoppen aan. In “Hysterical Strength” speelt de gitaarlijn een kinderliedje, de sax een ander. Lawrence scandeert: “ha-haa”. Dit is Deadletter op zijn hoekigst, meest dwars. Het kan ook anders, bewijst daarna “A Haunting”, dat de swing in de heupen heeft zitten, maar daarom niet minder nijdig uit de hoek komt. “If there is a god, send a lightning bolt to me!”, brullen we met Lawrence en we lanceren ons in dat onweerstaanbare refrein.
Dit is Deadletter: een machine, een stampend en ploegend werktuig dat voortwalst zolang het geen tegenstand ervaart. Het heeft de kracht van de overtuiging; en die spreekt uit de teksten van Lawrence, een man die het werk van John Cooper Clarke als Blijde Boodschap ontving en nu zijn eigen versie daarvan de wereld in smijt. Kan hij wel, zo bewijzen alleen al de titels “Practise Whilst You Preach” en “Auntie Christ”, en dat dat eigenlijk het vulsel van Hysterical Strength betreft, maakt niet eens uit. Ook die gaan niet onder de lat.
De hydratatiepauze is gedaan, de noodpintjes geleegd – wat zijn we veel zweet verloren in die eerste helft! – nu is het voor echt. In de eindspurt kolkt de club van Trix als de zweetpoel die het is. Nu speelt Deadletter puur op energie. In “Deus Ex Machina” gillen we nog even “More cowbell!” wanneer Lawrence het drumstel vervoegt, bij “Binge” hebben we maar één notitie: “wat een monster van een nummer”. De zes muzikanten haken in elkaar alsof ze één zijn, daveren zich door dit anthem. En wij? Wij roepen zwetend “Binge!” elke keer als nodig, nu eens een elleboog ontwijkend, dan weer een groter mens een kinstoot gevend met onze kale kruin – sorry!
De laatste notitie: “Zo. Veel. Zweet.” Deadletter wacht niet op terugroepen, gooit er vanzelf zijn laatste rondje na. “It Flies” is morsen met de laatste druppels energie, toeteren tegen de sterren op, en ondertussen hameren en beuken. Het eindigt wanneer alle woorden op zijn. Lawrence lanceert zich naar de handen van het publiek en brult “joink joink joink”; klaar.
Deadletter. We zullen er denkelijk nog wel van horen.