J.K Simmons (Tu quoque Brute fili mi!) en Dwayne ‘The Rock’ Johnson mogen zich volkomen belachelijk maken in het cinematografische gedrocht Red One dat in Europa een week vroeger op het publiek wordt losgelaten dan in de States, waar de ongein bewaard wordt voor de aanloop naar Thanksgiving. Spierbundel Johnson is in ieder geval niet de eerste actiester die zichzelf onsterfelijk ridicuul maakt in familievertier. Sylvester Stallone draafde op in Stop! Or My Mon will Shoot, Arnold Schwarzenegger in – oh gruwel – Jingle all the Way en Vin Diesel in The Pacifier. Die titels hebben allemaal één ding gemeen en dat is dat het allemaal stuk voor stuk onbekijkbare ondingen zijn.
We mogen Red One in ieder geval meteen vlot beschrijven in die twijfelachtige traditie, ook al is het dan niet eens het slechtste exploot uit het lijstje. Het verhaal over ‘Santa Claus’ die ontvoerd wordt en het hoofd van de kerst-beveiligingsdienst (Johnson) die samen met een premiejager (Chris Evans) de zaak moet oplossen, is echter wel dermate flauw dat je je afvraagt hoe zelfs de makers ooit het idee hadden dat ze bezig waren met iets dat het verdiende het levenslicht te zien. De grap zou moeten zijn dat de kerstman eigenlijk het brein is achter een hyperefficiënte onderneming waarvan hij een soort door veiligheidstroepen beschermde president is. Al die dingen gebeuren in een wereld die onzichtbaar is voor ons gewone stervelingen, maar zich wel vlak onder onze ogen bevindt … een beetje Men in Black in een kerstkleedje dus. Dat geeft dan scènes zoals die waarin Santa Claus opstijgt vanop een militair vliegveld, begeleid door Stealth-bommenwerpers. Niet meteen creatief en ook al niet echt grappig.
Veel geld van het 250 miljoen dollar tellende budget ging er dus zeker niet naar het script, maar de berg speciale effecten waaraan er dan wel gespendeerd werd, is helaas vooral een puinhoop. Zelden zo’n lelijke visuele trukendoos gezien als hier. Jake Kasdan – ja, de zoon van de bejubelde Lawrence Kasdan die duidelijk niet al te veel van de filmgenen van zijn vader geërfd heeft – maakt een even groot zootje van de regie, die er blijkbaar vooral voor wilde zorgen dat de acteurs niet per ongeluk tegen een of ander ‘green screen’ aanliepen. Van enige andere vorm van regie is weinig te merken, want alles oogt flets, vlak en inspiratieloos. Natuurlijk kan dit soort film niet zonder ook nog een brok kleffe emoties, een element dat ons dus vlotjes ingelepeld wordt. Niets kan echter verhinderen dat wat we zien allemaal verwaarloosbaar is en totaal ontdaan van iets dat ook maar zou kunnen lijken op een echte beeldtaal.