Voor zijn in Cannes door de critici onterecht matig onthaalde Grand Tour (dat van de jury wel de prijs voor beste regie kreeg), liet de Portugese cineast Miguel Gomes zich – terwijl hij zelf op trouwen stond – inspireren door een verhaal over een man die wegvlucht wanneer zijn aanstaande bruid hem komt vervoegen om het huwelijk te voltrekken.
Verwacht daarbij uiteraard in de handen van de maker van Tabu geen deprimerend drama, noch een flauwe komedie, wel een speels en surrealistisch avontuur dat zich lijkt af te spelen in een droom. Tijdens een interview op de jongste editie van het Film Fest Gent waar de regisseur te gast was, wees hij op die efemere kwaliteit maar ook op de manier waarop zijn film wat hij “de essentie van cinema noemde” – tijd – op inventieve wijze bespeelt. Dat spel is bijzonder subtiel en ook bedoeld om commentaar te leveren op de koloniale en postkoloniale realiteit van het verre Oosten, de achtergrond waartegen alles zich ontrolt.
Het narratief begint met Edward (Gonçalo Waddington), een begoede Brit in het Rangoon van anno 1918 die op de kade waar het schip zal aanmeren met zijn verloofde Molly die hij al zeven jaar niet meer zag (Crista Alfaiate, die al voor de derde keer met Gomes samenwerkt) plots beslist dat hij liever toch niet trouwt en halsoverkop de trein neemt om weg te vluchten. We volgen hem van stad naar stad – een traject dat de zogenaamde ‘grand tour’ volgt die Britse toeristen aflegden wanneer ze de kolonies doorreisden – terwijl Molly telegrammen stuurt die aangeven dat ze hem volgt in de hoop alsnog elkaar te treffen.
De episodes in verschillende landen zijn vaak sprookjesachtig en betoverend, en vooral subliem gefotografeerd in glanzend zwart-wit (met kleur enkel voorbehouden voor de dromen van de protagonist die de plot nu en dan doorkruisen), het werk van niet minder dan drie verschillende ‘directors of photography.’ Halverwege verandert dan plots het perspectief en zien we alles opnieuw door de ogen van Molly. De weg die zij aflegt is dezelfde, maar we bevinden ons nu in het moderne Azië, niet langer in de in de studio nagebouwde historische versie die Edward doorreisde. De kijker moet echter goed opletten om die wisseling echt te zien en het laten dooreenvloeien van de periodes en verhalen – onder andere aan de hand van een mooi ballet van scooters en typisch druk Aziatisch verkeer – levert een welhaast intoxicerende kijkervaring op die zich ontvouwt als een knappe dromerige roes.