Ignaas Devisch :: Een kleine filosofie van grote emoties

Het is alsof Devisch voor deze ‘kleine filosofie’ zijn eigen ’grote emoties’ heeft moeten in de ogen kijken, en precies die openhartige biografische teneur tilt de verhandeling voorbij het voorspelbare essay.

Liefde, jaloezie, begeerte, enthousiasme: het zijn grote emoties waar uiteenlopende auteurs op vraag van Uitgeverij Pelckmans de voorbije maanden een beknopt essay over schreven, onder de noemer Een kleine filosofie van grote emoties. Naast literaire kleppers als Erwin Mortier en Saskia De Coster mocht ook filosoof Ignaas Devisch opdraven. Hij pende een meditatie neer over de emotionaliteit van ons tijdgewricht, kortom zonder dat er een specifieke gevoelsuiting centraal komt te staan. Gevolg is een rake studie, gespijsd met persoonlijke anekdotiek waarvan de laagdrempeligheid bijzonder verdienstelijk is.

Dat Ignaas Devisch allesbehalve een filosoof uit de spreekwoordelijke ivoren toren is, behoeft geen betoog meer. Een complexloze passage bij Radio 1 onder de geestige titel Boter bij Devisch, met collega Jean Paul Van Bendegem een dagelijks intermezzo voor vrt om een zogenaamde dooddoener onder de loep te nemen, tot voor kort een tweewekelijks column bij De Standaard waarin Devisch de actualiteit fileerde en enkele jaren ceo bij denktank Itinera: het was de voorbije jaren quasi onmogelijk om de filosoof in het maatschappelijk debat niet te zien of te horen opduiken.

Devisch lijkt zijn taak als filosoof uitdrukkelijk te definiëren bij zichtbaarheid in de openbare ruimte. Gedaan met het beeld van de filosoof als kamergeleerde: Devisch, tevens docent medische ethiek aan de Universiteit Gent, beoogt een uiteenlopend publiek te verleiden tot het ambacht van kritisch denken. Daarbij is egotripperij of het etaleren van nodeloze intellectuele bagage absoluut niet aan hem besteed. Dat Devisch zijn Een kleine filosofie van grote emoties aanvat met een zeer persoonlijke anekdote, verbaast eerder niet dan wel, want ’s mans laatste boeken schrokken er niet voor terug om vanuit herkenbare beeldspraak tot abstractere concepten te komen, en ook nu weer houdt Devisch met zijn kraakheldere metaforen ook de slechtste leerlingen probleemloos bij de les.

Het zou de filosoof kunnen verweten worden structureel en inhoudelijk te didactisch met zijn materie om te gaan. Dat hangt er echter maar van af wat de lezer precies van het predicaat “filosofisch essay” verlangt. Enigmatisch gebeuzel, Heideggeriaanse mystiek of taalfanatisme à la Derrida? Daar bedankt Devisch voor. Hij somt, alsof hij een college doceert, netjes op hoe hij zijn tekst – in de etymologische zin is dit essay opgevat als een denkoefening en niet als een sluitend onderzoek naar een bepaald thema – zal opbouwen. Sporadisch parafraseert hij voorgaande alinea’s of markeert hij waar de lezer zich ergens in zijn verhandeling bevindt. Zoals gezegd: niemand hoeft verloren te lopen.

Dat spreekt eerder voor dan tegen Devisch als schrijver, want hedendaagse filosofen die zich enkel tot ingewijden richten, lijken schuw voor de complexiteit en de nuance van het maatschappelijk debat. Zich verschuilen achter jargon of zo goed als onnavolgbare redeneringen, laat staan referaten naar werk van collega’s: het vormt een gemakkelijk excuus om een onvermogen achter te verschuilen. Net daaraan doet Devisch dus helemaal niet mee. Hij voelt zich daarvoor immers te goed thuis in het brandpunt van de maatschappelijke storm, waar zijn scherpe bijdrages in De Standaard of zijn sporadische uitnodigingen bij De Afspraak op Canvas blijk van gaven.

De essentie is evenwel wat Devisch effectief betoogt. Logisch is dat hij het emotioneel exhibitionisme van ons tijdgewricht aan de kaak stelt, maar interessant is dat hij de maatschappelijke emancipatie van het gevoelswezen in het verlengde ziet van een historisch artefact, namelijk een door de clerus ingegeven afwijzen van emotie. Ook hier grijpt Devisch naar persoonlijke memoires, zoals een jong gestorven kind waarvan de filosoof, toen zelf nog klein, de begrafenis bijwoonde. Daarnaast reserveert de denker een zeer prominente plaats voor zijn eigen grootvader, maar ook pestgedrag op school en het verlies van zijn moeder passeren de revue.

Het is alsof Devisch voor deze ‘kleine filosofie’ zijn eigen ’grote emoties’ heeft moeten in de ogen kijken, en precies die openhartige biografische teneur tilt de verhandeling voorbij het voorspelbare essay, waarbinnen een filosoof haast per definitie te weinig ruimte heeft om ideeën omstandig uit te werken, laat staan het paradigma van het Grote Gevoel binnenstebuiten te keren. Zodoende lost dit boekje zijn belofte aardig in: het is een lezenswaardige exploratie naar de plaats van emotie in onze samenleving, en dus de ideale toetssteen voor de overige delen uit deze bekoorlijk vormgegeven serie.

7

recent

De Beste Series van 2024: Tim Van der Poel

Ripley Een zoveelste remake van dit Highsmith-boek, wie zit...

Film Top 10 voor 2024: Evelien Van Houdt

De enola-filmrecensenten lichten de komende dagen elk hun tien...

Jacamon & Matz :: De killer – Staatszaken 6: Rigor Mortis

In 2020 besloten Jacamon & Matz hun succesreeks De...

De Beste Series van 2024: Matthieu Van Steenkiste

The Boys (Season 4) Dit jaar pas ontdekt, vier...

Eindejaarslijstje 2024 van Michael van Dijk

2024: een jaar waarin de de popsterrenmanie ongekende hoogtes...

aanraders

Richard Powers :: Vrij spel

Allicht kent onze tijd geen grotere uitdaging dan artificiële...

Lara Taveirne :: Wolf

Sommige boeken wil je niet schrijven, maar dringen zich...

Stefan Hertmans :: Dius

Wat nog te schrijven na Oorlog en terpentijn, De...

verwant

Ignaas Devisch :: Vuur – Een vergeten vraagstuk

Weinigen zullen het met filosoof en hoogleraar medische ethiek...

Ignaas Devisch & Jean Paul Van Bendegem :: Doordenken over dooddoeners

Filosofen op de radio? Het is meer uitzondering dan...

Ignaas Devisch :: Het empathisch teveel. Op naar een werkbare onverschilligheid

Kan, moet en zal empathie alle maatschappelijke problemen oplossen?...

LAAT EEN REACTIE ACHTER

Schrijf uw reactie
Vul hier uw naam in