Wie herinnert zich niet de destijds nog piepjonge Charlotte Van den Broeck, die met haar in 2015 verschenen poëziedebuut Kameleon gelijk in de prijzen viel? Sindsdien viel haar nog prille oeuvre diverse bekroningen te beurt, maar toch was het pas Waagstukken, haar eerste boek uit 2019, dat de Turnhoutse definitief op de kaart zette als eigenzinnig schrijfster. Met het pas verschenen Een vlam Tasmaanse tijgers herleeft diezelfde magie, want wederom pende de Vlaamse een even universeel als persoonlijk relaas bij elkaar, waarbinnen reisverhaal en essay schitterend verweven geraken.
De formule is sinds Waagstukken niet nieuw meer: Van den Broeck voert zichzelf op als reizend en mijmerend subject, deze keer op zoek naar sporen van de Tasmaanse tijger. Dat is een vermeend uitgestorven diersoort, hoewel enkele dubieuze waarnemingen doorheen de voorbije decennia de uitgeroeide status van het dier weerspreken. Ideaal materiaal dus voor Van den Broeck, die in Tasmanië met spoorzoekers en wetenschappers ging spreken over de beruchte soort.
Feit is dat stropers en pelsjagers aan het begin van de 20ste eeuw in ijltempo hebben bijgedragen aan de uitroeiing van het dier. Dat gegeven plaatst Van den Broeck in een breder ecologisch kader, zij het zonder belerend vingertje. De schrijfster vindt het niet nodig om geijkte concepten over klimaatverandering boven te halen, maar haar verhaal gedijt vanuit de individuele gevoeligheid van de auteur wel degelijk binnen een ideologisch discours. Minstens even belangrijk als de wereld in verval, is evenwel de anekdotische teneur van het herinneren. In de prelude wordt niet toevallig Van den Broecks eigen grootmoeder opgevoerd, een excentriek figuur die haar garage met een resem tapijten tot een walhalla omtoverde. Precies zoals het onderlinge verband tussen die stoffen een nieuw en betekenisvol geheel leek te construeren door de toenmalige kinderogen van de schrijfster, zo steekt haar zoeken naar waarheid en authenticiteit in elkaar doorheen dit boek.
Lijkt Een vlam Tasmaanse tijgers eerst nog een quasi journalistieke queeste om fictie en realiteit van elkaar te onderscheiden, dan gaat Van den Broeck gaandeweg het geheel van waarnemingen en verhalen gaan waarderen. Aan literatuur is het niet om waarheid en verzinsel arbitrair uit elkaar te trekken, want veeleer is de taal en is dit boek een forum waarbinnen zeer tegenstrijdige ervaringen toch naast elkaar kunnen en mogen bestaan. Van den Broeck gedraagt zich dus niet als wetenschappelijk scheidsrechter, maar integendeel laat ze haar boek een klankkast zijn voor allerhande ervaringen, niet in het minst die van haarzelf.
In haar eigen aantekeningen valt een bijzondere aandacht op voor het landschap, waarvan ze zowel de structuur als de rijkdom aan leven meticuleus in kaart brengt. Zoals haar poëzie niet vies is van het exotische of het hermetische, zo stelt ze zich ook nu niet gauw tevreden met benaderende beschrijvingen. Zelf zegt ze daarover dat woorden haar instrument zijn om niet zozeer de panorama’s zelf, maar vooral haar gevoelsmatige indrukken te bewaren. Inderdaad dragen haar beschrijvingen een discrete eerbied in zich, een devotie ten aanzien van wat de planeet allemaal heeft voortgebracht. Naast het rouwen om de extinctie van een uniek dier, staat de weelde aan fauna en flora die de mens nog steeds omringen – zaken die vandaag net als de tijger een eeuw geleden onderhevig zijn aan massale extinctie.
Nogmaals dient gestipuleerd dat Van den Broeck niemand uitdrukkelijk een geweten wil schoppen, en toch doet haar boek dat. Niet zozeer via feiten of ideologisch geïnspireerde betogen, wel vanuit het voelen. Net als bij Waagstukken het geval was, is de grootste verrukking van Een vlam Tasmaanse tijgers dat de lezer heel veel impressies mag verwerken, in wat een hoogst fascinerend en tegelijk genereus onderonsje is met een van Vlaanderens meest gevoelige, verfijnde en moedige stemmen. Enkele houterige dialogen halen hier en daar vaart uit dit boek, dat over het geheel nochtans kabbelt als een onweerstaanbaar stroompje. Urgent en toch gezellig: weinigen doen het Van den Broeck na, zoveel is zeker.