Verwijt Will Oldham geen gebrek aan regelmaat: de man heeft dertig releases waarin hij minstens een gedeelde hoofdrol speelt in grofweg evenveel jaar. Meer dan een zoveelste stijloefening in de lange rij is The Purple Bird, zijn recentste onder de noemer Bonnie “Prince” Billy, een alleraardigste verzameling countrysongs die elk op hun manier charmeren.
Oldham kan na al die jaren in duizelingwekkende constellaties terugvallen op een uitgebreid netwerk van de besten in hun vak. Het kan misschien verbazen dat Oldham pas voor de tweede keer de productie uit handen gaf, maar dat hij met David “Fergie” Ferguson een legendarische countryklasbak achter de knoppen kreeg, spreekt bijna voor zich. Niets dan vriendschap, vertrouwen en vrijgevigheid tussen de twee: voor de cover art van The Purple Bird (en dus meteen ook de albumtitel) inspireerden de twee zich bijvoorbeeld op een tekening uit Fergusons kindertijd.
Een onberispelijke productie lag dus van meet af aan voor de hand, maar ook voorbij Ferguson loopt The Purple Bird over van de grote namen uit de Amerikaanse roots-industrie. Al doen die hier in onze muziekcultuur weinig belletjes rinkelen, hun gezamenlijke verwezelijkingen kunnen wellicht een halve eeuw aan prijzenkasten vullen. Dankzij hun genrespecifieke bijdragen die gelijke voet met de traditionele instrumentatie krijgen, overstijgt elke song de verwachting die country in onze contreien kan hebben.
“Tonight With The Dogs I’m Sleeping” is bijvoorbeeld je reinste honky-tonk country, maar net daarom niet minder leuk. Oldham en co gebruiken alle clichés uit het genre (banjo en washboard, maar ook het taaltje) tot in de perfectie. De trekzakpolka van “Guns Are For Cowards” contrasteert heerlijk met het beenharde onderwerp. “Well, I had a friend who was shot seven times as she tried, scared, to run away / She couldn’t scream, her mouth had been shot, and now she’s not with us today”, zingt Oldham argeloos alsof het een wegwerpsentiment is, om dan – “Oooooh” – nog eens van hoempapa te gaan in dat refrein … Gedurfd, maar het werkt wel.
Andere nummers zijn zachter van aard. Het meeslepende “London May” heeft twee gezichten: strofes die zich in wanhoop wentelen en een refrein dat tegen beter weten in naar de hemel reikt (“You may want to stay / You may run away”). Als het smachtende “One Of These Days (I’m Gonna Spend The Whole Night With You)” de voorbode van een stormachtige liefde is, dan vormt “Boise, Idaho”, een treurballade om van te smelten, de pijnlijke epiloog (“I suppose I’m lucky that I didn’t have to hear her cry / Nothing breaks you down like the sound of your girl’s goodbye”).
Songs als “Turned To Dust (Rollin’ On)”, “Downstream” en “Our Home” benadrukken Oldhams wens voor een betere wereld die mogelijk is als we allemaal een beetje ons best doen. Vooral “Downstream”, dat door die uilleann pipes de gloed van een Ierse folksong krijgt, vat dat samen in een mooie metafoor van een rivier: we leven allemaal stroomafwaarts, en de miserie die we bij de bron veroorzaken, komt vroeg of laat ook bij ons langs. “Our Home”, uiterst op zijn plaats als afsluiter, heeft de vibe van een vriendengroep die een traditional speelt, met schrandere verzen voor alle deelnemers. Niet eender welke countrysong raakt weg met “Let go my ego and embrace my id”.
“Weelderig werd het nooit”, schreef (ml) eerder over Oldhams zoekende jaren negentig en meer bepaald I See A Darkness. Weelderigheid is net waar de hedendaagse Bonnie “Prince” Billy in grossiert met The Purple Bird. Geen saison en enfer dus, maar een rijke viering van het goeie countryleven.